Met de bouw van de Haringpakkerstoren zal ook het gebied daaromheen volgens Stadsherstel een impuls krijgen. De toren vormt een stedenbouwkundige schakel tussen de weer florerende Haarlemmerbuurt en de momenteel nog kwetsbare kop van de Nieuwendijk. Op de begane grond wordt een grand-café met terras gevestigd en de herinrichting van de openbare ruimte zal het desolate gebied omvormen tot een aangename verblijfsruimte, waardoor een aaneengesloten stukje stad ontstaat. Dankzij de gedetailleerde opmetingstekeningen van Abraham van der Hart uit 1807 en 1813 kan het uiterlijk van de Haringpakkerstoren en de omliggende huisjes tot in detail teruggebracht worden. Architect Paul van Well heeft op basis van deze tekeningen een herbouwplan gemaakt. De onderkant van de toren wil men opbouwen met behulp van moderne technieken, maar de sierlijke torenspits, die Hendrick de Keijser in de 17de eeuw aan het middeleeuwse bolwerk toevoegde, zal op ambachtelijke wijze worden vervaardigd door een zogenaamde ‘leerlingenbouwplaats’. Om een bijdrage te leveren aan de instandhouding van het restauratievak zal het ingewikkelde werkstuk van met lood omkleed hout aan de voet van de toren worden gemaakt door ambachtslieden in opleiding. Hun werkzaamheden zullen voor het publiek te volgen zijn, net als bij de bouw van het VOC-schip De Batavia in Lelystad. De herbouw wordt geheel gefinancierd door Stadsherstel – de kosten worden terugverdiend uit de exploitatie.
Al vele jaren bestaat in Amsterdam de wens om de twee in 1829 gesloopte torens van Hendrick de Keijser, de Jan Roodenpoortstoren en de Haringpakkerstoren, te herbouwen. Twee keer eerder, in 1961 en 1975, liepen plannen voor de herbouw van de Jan Roodenpoortstoren op niets uit.
In 1998 suggereerde Paul van Well om de Haringpakkerstoren te herbouwen: “Want pas in de context van de toren komt alles weer op zijn plaats: de stedenbouwkundig-historische ‘setting’ zowel als de sociale bestemming. Het oude IJ-front krijgt zijn markering ten opzichte van het nieuwere Stationseiland en brengt de gevelwand van de Prins Hendrikkade in zijn originele verband terug. Tussen de toren en de gevelwand krijgt de straat weer haar natuurlijk verloop aan de rooilijn. In de luwte van de toren wordt het autosnelverkeer op afstand gehouden. Door de toren krijgt de plek weer schaal en beschutting en wordt stedelijk bewoonbaar. De voetganger vindt verblijf en het straatleven een nest om weer op te bloeien. Het attractieve gezichtsveld vanuit het station, de ligging in de looproute en de positionering naar de zon en aan het water zijn de sterke factoren, waarvan dan pas geprofiteerd kan worden.” (1)
De Jan Roodenpoortstoren op de Torensluis en de Haringpakkerstoren aan het Singel op de hoek met de Prins Hendrikkade zijn in 1829 gesloopt. Bij de Jan Roodenpoorstoren moest een rotte stijl worden vervangen, maar de stad – aan het begin van de 19de eeuw zo arm als een kerkrat – had daar geen geld voor. Toen in verband met de aanleg van de Wester- en de Oosterdoksdijk ook de kades langs het Open Havenfront werden verhoogd, moest tevens de Haringpakkerstoren worden gesloopt. Men vond de kosten om de bouwvallige toren aan het nieuwe dijkslichaam aan te passen te hoog. De toenmalige stadsbouwmeester Abraham van der Hart (1747-1820) heeft beide torens voor de sloop nauwkeurig laten opmeten.
De historische torens van Amsterdam vormen een ensemble. Met uitzondering van de Oudekerkstoren, zijn ze alle ontworpen door Hendrick de Keijser (1565-1621), de stadsbouwmeester van Amsterdam. De Oudekerkstoren, ontworpen door Bilhamer, was De Keijsers voorbeeld. Tussen 1606 en 1622 werden negen torens gebouwd, de Haringpakkerstoren en Montelbaanstoren in 1606, de Beurstoren in 1611, de Zuidertoren in 1614, de Jan Roodenpoortstoren in 1616, het daktorentje op de Haarlemmerpoort in 1618, de Munttoren in 1620, de daktoren op de Noorderkerk in 1622 en met enige vertraging na het overlijden van De Keijser de Westertoren in 1638. Vier van deze torens (Haringpakkerstoren, Beurstoren, Jan Roodenpoortstoren en daktoren Haarlemmerpoort) werden in het begin van de negentiende eeuw in een tijdsbestek van slechts acht jaar afgebroken. De overige bestaan nog steeds en vormen nog altijd het silhouet van historisch Amsterdam. Herbouw van de gesloopte torens herstelt dit unieke ensemble.
Is het dan geen ‘geschiedvervalsing’ om een oude toren te herbouwen? Wethouder Van ’t Hull die in 1961 ijverde voor de herbouw van de Jan Roodenpoortstoren schreef in 1997 hierover het volgende: “Als een groep romantische lieden, onder de indruk van een afbeelding van een sinds de Middeleeuwen verdwenen fraai kasteel, dit ergens zou herbouwen, zou het resultaat inderdaad onecht, vals, kitsch zijn. Maar herbouw volgens de oorspronkelijke bouwtekeningen en een nauwkeurige opmeting bij de afbraak op de oorspronkelijke plaats is natuurlijk iets anders. Als onlangs bij de brand van de iets noordelijker gelegen Ronde Lutherse Kerk nu eens niet alleen de koepel, maar het hele gebouw verloren was gegaan, zouden we dan aarzelen de kerk volledig te herbouwen? Vinden we het vreemd dat men in Venetië, toen de Campanile aan het San Marcoplein in 1902 instortte, zonder aarzeling tot herbouw is overgegaan en zo een van de fraaiste stadsgezichten ter wereld heeft behouden? Waar door oorlogsgeweld belangrijke gebouwen verloren zijn gegaan, werden die in veel gevallen herbouwd: in het buitenland (Warschau, de Duitse binnensteden), in ons eigen land (torens in Sluis, Nijmegen, Rhenen, Zaltbommel, Doesburg), in Amsterdam (Brouwersgracht 220, Amstel 87). Nergens heeft men spijt gehad van de herbouw. Overal hebben de gebouwen hun oude functie in het stadsbeeld weer opgenomen. Hetzelfde geldt voor de gereconstrueerde dakruiter van de Olofskapel in Amsterdam” (herbouwd in 1992).
Al in 1961 noemde de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg de herbouw van de torens architectuurhistorisch verantwoord en stedenbouwkundig van grote waarde. Alle gegevens voor de herbouw zijn minutieus bekend – we beschikken niet alleen over de opmetingstekeningen van Abraham van der Hart maar ook over tekeningen van Hendrick de Keijser. De herbouw van de Haringpakkerstoren is dus heel goed mogelijk – van fantasie is geen sprake. Als de toren er eenmaal staat, zal hij zich zo snel voegen in het stadsbeeld dat het lijkt alsof hij er altijd heeft gestaan. Kan dat ook gezegd worden van eigentijdse nieuwbouw? Wat hoort meer bij Amsterdam: de herbouwde Haringpakkerstoren of de Wagon-Litstoren en het Ibis-hotel aan de overzijde van het Open Havenfront? Dat zal straks vast een boeiend contrast opleveren.
Walther Schoonenberg
(1) Zie: Paul van Well, Herkansing voor de Haringpakkerstoren, in Binnenstad 168, jan. 1998.
Meer lezen:
[Zichtlijnen over het water] (Geurt Brinkgreve, 2000)
[Haringpakkerstoren] (Geurt Brinkgreve, 1998)
[De Jan Roodenpoortstoren] (Ricardo, 1998)
[De Jan Roodenpoortstoren herbouwd?] (Goos van 't Hull, 1997)
[De Jan Roodenpoortstoren] (Geurt Brinkgreve, 1990)
[De toren van de Torensluis] (ir. R. Meischke, 1961)
(Uit: Binnenstad 213, oktober 2005)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.