Ook vanuit Alkmaar, de stad waar ondergetekende werkzaam is als gemeentelijk architectuur- en bouwhistoricus, is men regelmatig naar Amsterdam getogen om inspiratie op te doen. Een van de vroegste bekende voorbeelden van een Amsterdams bouwwerk dat in Alkmaar werd nagevolgd, is de Oudekerkstoren – m.n. het markante bovendeel, dat bij de beroemde modernisering van 1565 zijn huidige verschijningsvorm kreeg.
De Amsterdamse Oudekerkstoren |
De Oudekerkstoren in Amsterdam bestaat uit een hoge, vierkante bakstenen romp die
bekroond wordt door een achtkantige opbouw van hout, deels met leien bedekt en deels met
lood bekleed. Zo sober als de hoofdvorm van de onderbouw is, zo levendig is de contour van
de bekroning.
|
De bakstenen onderbouw is aan de zijkanten voorzien van telkens drie boogvelden.
Oorspronkelijk werden deze boogvelden beëindigd door gotische spitsbogen. In 1565 vond
een verbouwing plaats en werd de bakstenen onderbouw met een verdieping verhoogd. Ook
deze nieuwe geleding werd weer aan elke zijde voorzien van drie boogvelden. In die tijd
begon de Renaissance met zijn belangstelling voor de antieke Romeinse vormentaal in ons
land weliswaar geleidelijk aan steeds meer terrein te winnen, maar was de gotiek met haar
karakteristieke spitsbogen nog niet geheel voorbij. Zo kwam er in die bakstenen onderbouw
een mengeling van stijlen tot stand, waarbij de buitenste twee boogvelden nog beëindigd zijn
door gotische spitsbogen, terwijl het middelste boogveld een beëindiging kreeg in de vorm
van een moderne rondboog in renaissancestijl.
Ook bij de 18de-eeuwse ommetseling van die bakstenenromp is de destijds bedachte
hoofdopzet met een rondboog, geflankeerd door twee spitsbogen, gehandhaafd.
In de achtzijdige houten torenbekroning boven de bakstenen romp is sprake van veel meer
renaissancekenmerken. Zo worden de vier wijzerplaten bekroond door driehoekige frontons,
een motief dat men ontleende aan de Romeinse tempelarchitectuur. Een ander karakteristiek
renaissancemotief wordt ook gevormd door de obelisken. Deze zijn te zien op de hoeken van
de balustrades van de drie omlopen. De obelisk, van oorsprong een element dat in het oude
Egypte dienst deed als grafteken, werd via exemplaren die in Rome terecht waren gekomen,
een bekend renaissancesiermotief.
In het boeiende, lijvige boekwerk van Herman Janse over de Oude Kerk, dat enkele maanden geleden verschenen is, kan men lezen dat er door verschillende mensen aan de toren is gewerkt. Vermoedelijk, zo neemt Herman Janse aan, ontwierp stadsmetselaar Reyer Cornelisz. de eenvoudige verhoging van de bakstenen romp, terwijl de bekende landmeter en beeldhouwer Joost Jansz. Bilhamer de achtkantige houten bekroning met zijn levendige contour heeft ontworpen.
De Alkmaarse Waagtoren (foto J. Elsinga) |
In 1582 had Alkmaar door verbouwing van de middeleeuwse Gasthuiskapel een waaggebouw
gerealiseerd met een voorgevel die tal van renaissanceversieringen laat zien. Daarbij werd de
oude laatgotische dakruiter gehandhaafd. Vijftien jaar later kreeg men behoefte om die
dakruiter te vervangen door een veel hogere toren. Uiteraard moest dat een toren worden in de
toen gangbare renaissancestijl. Aangezien Alkmaar zelf op dat moment alleen nog maar
ervaring had met het bouwen van laatgotische torens (bijvoorbeeld de slanke achtkantige
toren van het stadhuis aan de Langestraat), is men eens in Amsterdam een kijkje gaan nemen
om inspiratie op te doen.
De Alkmaarse waagtoren is geen letterlijke kopie geworden van het grote Amsterdamse
voorbeeld, maar de gelijkenis is wel heel erg groot. Ook in Alkmaar treft men een vierkante
bakstenen romp aan, met daarboven een achtkantige houten bekroning, deels met leien en
deels met lood bekleed. Ook hier zijn de zijkanten van de romp voorzien van drie boogvelden,
waarvan de buitenste twee spitsbogig beëindigd zijn en de middelste rondbogig. En ook hier
vindt men drie omlopen met balustrades en obelisken op de hoeken.
De wijzerplaat met de Latijnse tekst eronder |
Tenslotte heeft men ook in Alkmaar boven de vier wijzerplaten driehoekige frontons aangebracht. Wie echter nu in Alkmaar gaat kijken, zal zien dat die frontons, die de wijzerplaten bekroonden, verdwenen zijn. Tijdens een verbouwing in Lodewijk XIV-stijl in 1712 kwamen daarvoor in de plaats getoogde velden. Ook de decoratie onder de wijzerplaten werd vernieuwd. Daarbij werd op elk nieuw sierveld in gouden letters een toepasselijke Latijnse tekst aangebracht, zoals ‘SINGULAS HORAS SINGULAS VITAS PUTA’(Beschouw ieder uur als een afzonderlijk leven) of ‘VIVE MEMOR LEHTI, FUGIT HORA’ (Leef, de dood gedachtig, de tijd snelt). Het zou wel eens zo kunnen zijn dat die teksten nog stammen van de torenbouw van 1565. Ook bij de Oudekerkstoren hebben waarschijnlijk oorspronkelijk teksten onder de wijzerplaten gezeten, zo vermeldt Herman Janse in zijn genoemde boek, alleen zijn deze teksten in Amsterdam niet meer aanwezig.
Net als destijds bij de Oudekerkstoren in Amsterdams, waren ook bij het ontwerp van de Alkmaarse Waagtoren vermoedelijk twee mannen betrokken, namelijk Maerten Jansz. Metselaar voor de eenvoudige bakstenen romp en stadstimmerman Pieter Cornelisz. Kunst voor de achtkante houten bekroning met zijn levendige contour. Laatstgenoemde heeft een paar keer zijn forse handmerk in de houtconstructie aangebracht: twee gekruiste bijlen waartussen zijn initialen PCK. Bij één van de merken staat bovendien het jaartal 1601.
Carla Rogge
Gebruikte literatuur:
Herman Janse, De Oude Kerk te Amsterdam. Bouwgeschiedenis en restauratie, Zeist/Zwolle 2004.
O.a. pp. 155-159.
(Uit: Binnenstad 206, juli 2004)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.