De ruimte op zichzelf is al een kunstwerk, en deze bevat enkele glorieuze
aandachtstrekkers: de preekstoel van Vinckenbrinck (1649-1664), het schitterende koorhek
van Johannes Lutma, circa 1650, dat na een uitvoerige restauratie zijn oude glans heeft
teruggekregen, en dan, de climax, het orgelfront, dat zijn beschilderde luiken als een bloem
openvouwt voordat de organist gaat spelen. Die organisten zijn niemand minder dan de
internationaal befaamde musici Gustav Leonhardt en Bernard Winsemius. De orgelconcerten
op zondag trekken een aandachtig, dankbaar publiek, waaronder veel buitenlandse toeristen
uit de hotels rond de Dam. Soms bestaat het auditorium in hoofdzaak uit Japanners. Wat zij
daar in de Nieuwe Kerk te zien en te horen krijgen behoort tot het mooiste wat Amsterdam
haar gasten te bieden heeft.
Dit jaar hoefde het niet meer. De ruimte waar de stoelen horen te staan werd ingenomen door
uitvergrote knutselwerkjes waarvan het Stedelijk het argeloze publiek probeert wijs te maken
dat het beelden zijn. Het heeft zeker veel moeite gekost om die onhanteerbare en vaak
insoliede maaksels van gelaste buizen, plastic en piepschuim te transporteren. Het
meeneemfoldertje vermeldt daarom 'founders' waaronder KPMG en de NS. Dat foldertje
noemt in de lijst geëxposeerde 'kunstwerken' ook de preekstoel, het koorhek en het
orgelfront. Dat is wel het toppunt van smaakloze verlakkerij. Om één voorbeeld te citeren van
het reclameproza dat de indruk moet wekken dat de als hedendaagse beeldhouwkunst
gepresenteerde maaksels tot dezelfde categorie behoren als de drie eeuwen oude
meesterwerken, kozen wij de tekst bij het werk 'senza titolo' van Jannis Kounellis "Als
tegenwicht tegen de overheersende Amerikaanse pop-art en minimal art zocht hij weer naar
een wezenlijk Europese kunst door zich te laten voeden door de dromen over het verleden.
Dat verleden zocht Kounellis in de mythische wereld van de Oudheid. Bezield door heimwee
wekt hij die tot leven met zijn beelden die rekwisieten in een opera lijken." bla, bla, bla… Wie
dan gaat kijken staat voor een bundel rechte stukken wapeningsijzer voor beton, van
verschillende lengte, en profielen in soort ijzeren korf. Het is groot en zwaar, en het zal bij de
aankoop in 1999 wel veel gekost hebben. Dan krijgen de sponsors behalve opgeblazen onzin
tenminste gewicht aan metaal voor hun bijdrage aan de ufologie van de museale nep-kunst
welke is blijven steken in de 'creatieve daad' van Duchamps die zijn handtekening op een
urinoir schilderde. Wildplassen tegen de vaktradities van de beeldende kunst is sindsdien een
bewijs van modern zijn.
Geurt Brinkgreve
(Uit: Binnenstad 195, nov. 2002.)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.