[Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad]

Woord en Weerwoord

De historische stad heeft al smoel genoeg

In Het Parool van 21 oktober 2000 schreef redactrice Marina de Vries dat "het goed gaat met de Amsterdamse architectuur". De nieuwe architectuur zoals het wetenschapsmuseum Nemo (voorheen New Metropolis, daarvoor Science Museum) "blaast nieuw vertrouwen in", schrijft De Vries, "en neemt de angst voor vernieuwing weg die met het echec van De Kolk was opgelaaid. Ze geven de stad smoel".
Pretentieus bouwwerk van architecte Liesbeth van der Pol.

Als voorbeeld wordt het nieuwe depot van het Scheepvaartmuseum genoemd, een in titanium uitgevoerd uiterst pretentieus bouwwerk in de Kattenburgerstraat van architecte Liesbeth van der Pol. Haar creatie doemt op boven de oude muur van 's Lands Dok, waarin verderop een fraai poortje is opgenomen. Wat De Vries argeloos en achteloos een "bakstenen muur" noemt, vormt samen met het Scheepvaartmuseum zelf ('s Lands Zeemagazijn), een onderdeel van de historische stad die sinds 1999 een beschermd stadsgezicht heeft. Het is misschien maar een klein voorbeeld, want New Metropolis heeft veel ernstiger zichtlijnen aangetast en de geplande nieuwbouw aan het Oosterdok vormt een veel groter gevaar voor de binnenstad. Maar het zijn steeds weer dezelfde argumenten waarmee nieuwe aantastingen worden omkleed.
Niet de nieuwe architectuur maar de historische architectuur is wat onze stad al eeuwenlang "smoel" geeft. Dat is de binnenstad met haar duizenden monumenten en gave stedenbouwkundige structuur waaraan die monumenten hun context ontlenen. Het gaat om het totaalbeeld van de Amsterdamse binnenstad dat in binnen- en buitenland bekend staat als het gezicht van Amsterdam. Daar past slechts bescheidenheid bij van de generaties die nu leven, zodat het echte gezicht van Amsterdam niet verloren gaat en ook toekomstige generaties daarvan kunnen blijven genieten. Bouwen in de belangrijkste historische binnenstad van Nederland vereist dus een grote mate van bescheidenheid en, belangrijker nog, gevoel voor de omgeving. Dat is meer dan imponeren met modieuze middelen die nu nog prachtig worden gevonden maar straks alweer zijn vervangen door andere minstens zo pretentieuze modegrillen. Het enige constante is datgene wat sinds vorig jaar in het kader van de Monumentenwet is beschermd: het beschermd stadsgezicht. Sommige architecten kunnen het niet nalaten juist in onze binnenstad hun schreeuwerige visitekaartje achter te laten, zoals graffiti-spuiters ook bij voorkeur in de binnenstad actief zijn. Het nieuwe depot is een goed voorbeeld van die mentaliteit, want het depot had ook net zo goed onder de grond gekund. Tegen architectenpuisten als in de Kattenburgerstraat moeten we mogelijk wel vijftig jaar aankijken, terwijl het niet nodig was.

Walther Schoonenberg

(Uit: Binnenstad 188, mei 2001.
Dit artikel is oorspronkelijk geschreven als een ingezonden brief in Het Parool.)