Sommigen zien er een belangrijk wettelijk instrument in, waarmee op
lokaal niveau de kwaliteit van bouwplannen tot op zekere hoogte kan worden gewaarborgd en
gestimuleerd. Anderen vinden het een overbodig en hinderlijk beleidsonderdeel van het gemeentelijke
bouw- en woningtoezicht, dat niet meer past in een tijd van toenemende individualisering en
deregulering”.
Aan dat laatste had toegevoegd kunnen worden: “van het marktdenken als centraal beleidsprincipe”.
Om die tegenstelling gaat het. Dat kan onder vele wattige woorden over dynamiek en economische
noodzaak weggestopt zijn, maar het gaat uiteindelijk om het maximale rendement per vierkante meter
stads- of dorpsgrond. Architect Weeber trok daaruit op een symposium over “Het beschermde
stadsgezicht als opdracht”,de logische conclusie dat kantoortorens van honderd meter of hoger in de
radiaalstraten van de grachtengordel mogelijk moeten zijn. Tussen deze denktrant en die van het
beschermde stadsgezicht bestaat een onoverbrugbare tegenstelling, zoiets als tussen water en vuur. In
dat beeld zijn de kantoortorens van Weeber zoiets als een volle emmer op een klein vuurtje. Het actuele
gevaar is, om in datzelfde beeld te blijven, dat de overheid te weinig hout op het vuur legt om het goed
te laten branden, en toelaat dat er telkens glaasjes water op worden gegooid onder geprevel van de tekst
“moet toch kunnen, moet toch kunnen..”.
Geurt Brinkgreve
(Uit: Binnenstad 180, januari 2000)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.