In memoriam Hein Weller

In zijn woning, hoog in een door hem zelf gerestaureerd pakhuis op het Prinseneiland, overleed op 3 augustus op 75-jarige leeftijd ir. Hein Weller. Voor ieder die in de jaren zestig en zeventig te maken heeft gehad met monumentenzorg in Amsterdam, roept dit bericht een warme herinnering wakker aan een innemende, inspirerende en bij alle soepelheid standvastige persoonlijkheid.

Zoals in die jaren Ton Koot het militante Heemschut belichaamde en De la Fontaine Verwey het historisch-wetenschappelijke Amstelodamum, zo stond Hein Weller voor een actief gemeentelijk monumentenbeleid. Dat betekende persoonlijke contacten met eigenaren die restauraties overwogen, ook buiten kantoortijden, en samen zoeken naar oplossingen voor aanvankelijk onhaalbaar lijkende opgaven. Opgeleid als civiel ingenieur ontwikkelde hij zich in de praktijk tot restauratiearchitect en architectuurhistoricus. Zijn kennismaking met de monumenten vond plaats in het Houten Huis op het Begijnhof waarbij hij als projectleider van de aannemer was betrokken. Die kennismaking bleek een zo duidelijke liefde op het eerste gezicht, dat Ruud Meischke, die in 1958 zijn overstap van het Gemeentelijk Bureau naar de Rijksdienst voor Monumentenzorg voorbereidde, meteen wist "die man moet mij opvolgen". Dat bleek een even gelukkige greep als in 1953 de benoeming van Meischke zelf tot hoofd van het toen ingestelde Bureau Monumentenzorg. In die tijd stond het toekomstbeeld dat de almachtige Dienst P.W. voor ogen stond voor de binnenstad nog onwrikbaar overeind: zakencity met grote kantoren en verkeersruimte. Meischke ging daar niet officieel tegen in, hij liet ook geen plan maken om één buurt als geheel te herstellen, zoals de Stokstraat in Maastricht, maar hij zaaide overal waar zich een kans bood, kernen van genezing, die telkens opnieuw het bewijs leverden dat die versleten oude huizen tot hoog gewaardeerde woningen konden worden gerestaureerd. De machthebbers van P.W. stonden daar aanvankelijk niet onwelwillend tegenover. Gerestaureerde huizen zien er altijd beter uit dan stutten, maar voor hun eigen grote lijn maakt het weinig uit. Die situatie veranderde toen na de Monumentenwet 1960 ook ruimere subsidiemiddelen ter beschikking kwamen. Stadsherstel kreeg de wind in de zeilen, veel particulieren en nieuwe stichtingen volgden dat voorbeeld, er kwam buurtverzet tegen de beleidslijn "sloop en nieuwbouw". Vinnig waren de controversen over het bankgebouw in de Vijzelstraat, de doorbraak-Nieuwmarkt en het saneringsplan-Jordaan. Binnen en buiten het ambtelijk apparaat wist iedereen waar Hein Weller voor stond. Met vriendelijke hardnekkigheid verdedigde hij de cultuurhistorische waarden. Het werd door zijn vele vrienden betreurd dat gezondheidsomstandigheden hem noopten vóór zijn 65ste die taak neer te leggen. Een troost was dat hij werd opgevolgd door de grote kenner van het Amsterdamse woonhuis Henk Zantkuijl.
Monumentenzorg is altijd een zaak van soepel samenspel tussen de overheid en particulieren die niet op eigen gewin uit zijn. Dat er nu een historisch stadsgezicht te beschermen valt, is voor een niet gering deel te danken aan drie mannen die de gemeentelijke rol aan dat samenspel in een kritieke kenteringsperiode gestalte hebben gegeven: Ruud Meischke, Hein Weller en Henk Zantkuijl.

Geurt Brinkgreve

(Uit: Binnenstad 178, okt. 1999)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.