Om één voorbeeld te noemen: het huis naast ons, het voormalige Portugees-Israëlietisch Oude Mannenhuis (dat in 1794 is ontstaan uit de samenvoeging van twee bestaande panden), wordt van binnen 'gestript', omdat men ook de verborgen constructiefouten wil opsporen. Dat gebeurt niet door een legertje nijvere slopers zoals ik me had voorgesteld, maar door een drietal hoog gekwalificeerde bouwvakkers, die schijnbaar op hun elf-en-dertigst bezig zijn met zagen, boren en wrikken en die menig mandje puin nog met de hand in de container kieperen. Maar nu is het bouwvakvakantie en de renovatieplekken vallen even stil.
Adempauze om vooruit te blikken. De Dam, zo lezen we, moet helemaal op de schop. Daar schrik ik van. Is hij dan niet goed zoals hij nu is? Moet altijd alles worden 'aangepakt'? De Dam is een groot stenig plein dat prima gebruikt wordt. Altijd vol mensen die allerlei dingen doen. Er worden auto's verloot voor kinderen in een ver land, er zijn schaakbordtafels voor rustige gepensioneerden, er staat een Mongoolse tent als hors d'oeuvre voor de tentoonstelling in de Nieuwe Kerk, met kerstmis zijn er oliebollen, er hoort een poppenkast en er is een potsenmaker of een levend standbeeld, al naar de wind van de mode waait. De duiven worden gevoerd, oké, als ze maar aan de pil gaan. Alleen de kermis moeten ze van de Dam weren. De moderne gemechaniseerde kermis past niet meer tussen het koninklijk paleis en het Nationale Monument. Op het kleine deel van de Dam aan de overzijde van de grote verkeersstroom naar het Centraal Station - de eigenlijke dam in de Amstel - staat het Nationale Monument, waar mensen in groepjes rondhangen, zitten of in hun eentje aan het slapen zijn. Tenslotte zijn beide delen van de Dam omlijst door een levendig auto- en tramverkeer. De Dam is ruim genoeg om alles te verwerken. Hij is een echt stuk stad.
Dat er op zo'n doorleefd plein geleidelijk een chaos ontstaat van
straatmeubilair en wat dies meer zij, hoort bij het leven en dat daarin nu en
dan orde wordt geschapen, hoort een routine-procedure te zijn. Alleen mogen de
straatlantaarns geen tl-buizen krijgen, want die moeten op 4 mei bij de
dodenherdenking tijdens de twee minuten stilte alle tegelijk gaan branden - iets
wat bij tl-licht niet mogelijk is. Orde is mooi, maar je moet het niet
overdrijven. Iemand opperde het plan, het leven op de Dam ondergronds te
brengen, omdat de Dam zelf dan zo rustig zou worden. Groteskere miskenning van
het grootstedelijk karakter van ons nationale plein is niet denkbaar. Wat is er
nog bovengronds te beleven, als je de mensen met hun rommelige gedoe ondergronds
brengt? Dan slaat de orde het leven dood.
Veel dichterbij dan de ondergrondse Dam ligt het toekomstbeeld van de autoloze
Dam. De verkeersstromen zouden, menen sommigen, de rust verstoren. Het is de
vraag of zo'n ingreep, zo ze al mogelijk zou zijn, het plein goed zou doen. De
stad is geen natuurgebied, maar een centrum van mensen die kris kras hun
bezigheden najagen. Juist het centrum, de spil van het kris kras gedoe, ligt bij
de Dam.
Waarom kunnen buitenlandse steden wel een autovrije historische binnenstad
hebben, terwijl dat bij Amsterdam niet lukt? vroeg iemand mij laatst. Het
antwoord luidt, dat de Amsterdamse binnenstad nu eenmaal uitzonderlijk groot is
en uitzonderlijk intensief wordt gebruikt voor wonen en bedrijvigheid. Een
autovrij centrum is trouwens ook niet alles. Het verwordt gauw tot een
uitzinnige consumptiemarkt, die de oude schoonheid tot een aanfluiting maakt.
Nu ga ik een vloek zeggen in de kerk van ons blad Binnenstad: je moet ook een
beetje dol zijn op het verkeer. De tram die mensen uitspuwt en inlaadt. De
machtige lijnbus die stug-traag door de rijstebrijberg van fietsers heen dringt.
De fietsers die als waanzinnige duiven tussen tram en auto meestal net niet
worden gekraakt. De mensen die verzonken in hun dromen dwars door het verkeer
sullen, of, ander uiterste, op een holletje de reeds startende tram nog willen
halen. En de personenauto's, die zich als lemmingen in de binnenstad storten
omdat ze zo'n haast hebben, dat de langdurigste file hen niet van voertuig kan
doen veranderen. Ooit was er op de Munt het ingewikkeldste stopbord van de
wereld. De agent die het moest bedienen werd elk uur afgelost. Eén van hen, een
stoer type, hoorde ik eens zeggen: 'Wie lacht niet, die de mens beziet!' Wil je
heel dat machtige spektakel van de Dam verbannen?
Bestuurders moeten in deze van onmogelijkheden aan elkaar hangende stad heel wat
aanmodderen, maar laat ze toch daarbij de grote lijn niet uit het oog verliezen.
Een lantaarnpaal, een Amsterdammertje, een baksteen, water in het Rokin, het
zijn dingen van huishoudelijke aard waarover je niet moet zeuren, maar die je
moet doen of niet doen.
Want terwijl het bestuur zeurde ging het Beeldarchief inclusief Filmmuseum
verloren. En dat is erg van een heel andere orde dan een omgehaalde boom of een
lelijke stoeprand. Dat is desastreus. Dat is van de gekke. We zijn de
cultuurstad van Nederland. We bouwen een Film- en Televisieakademie en we laten
het Filmmuseum vertrekken.
Ooit is het Filmmuseum door Jan de Vaal, heroïsch en monomaan, in leven
gehouden, tot hij het Vondelparkpaviljoen kreeg. Dan waagt een 'stadsdeel' het,
de huur zo sterk te verhogen dat het Filmmuseum wordt weggepest. En dan
openbaart zich de introverte navelstaarderij van deze stad die verzonken is in
zijn frutsels en fratsels en in zelfgenoegzame arrogantie denkt dat alles wel
vanzelf goed komt. Maar dat sprookje heeft een slechte afloop.
Ricardo
(Uit: Binnenstad 178, oktober 1999)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.