Berlage zocht zijn eigen vorm van
versiering in doordachte symbolische voorstellingen en
ornamenten. De lijn van Von Loos werd opgepakt in de Neue
Sachlichkeit, hier Het Nieuwe Bouwen (met hoofdletters): lucht,
licht en ruimte, maar géén ornament meer. Zorgvuldig onderzochten
architecten als Merkelbach de meest praktische indeling van de
standaardwoning. De hoogte van het aanrecht, de plaatsing van
fornuis en kasten, alles was berekend op het handige gebruik.
'Functioneel' werd het prijzende adjectief, internationaal gold
als wachtwoord "Form follows function". In het midden van onze
eeuw verdampte het sociale idealisme van de Nieuwe Bouwers in de
commerciële massaproductie van beton- en glasblokken die de hele
wereld overspoelt: modern, functioneel, marktgericht, no
nonsense. Maar is het wel functioneel om tot elke prijs de
hoogste van de buurt, van de stad of van het land te willen zijn?
Veeleer een kinderachtige opschepperij ten behoeve van reclame en
publiciteit, maar ten koste van de omgeving.
De Delftse hoogleraar Maarten Wijk signaleert in een interview in
NRC-Handelsblad van 18 november een nieuwe trend: "Het is
blijkbaar 'not done' binnen de architectenwereld te praten over
gebruik. Aandacht voor gebruik wordt gezien als recept voor
gegarandeerde saaiheid". Als voorbeeld noemt prof. Wijk de
Rotterdamse Kunsthal, waar de directeur een publieksvriendelijke
ingang wenste, wat toch een redelijke wens is voor een publiek
gebouw. Dat mocht niet van de wethouder voor cultuur, want, zo
zei hij, aan dit soort monumenten mag niets worden veranderd. Nu
moet je wel stekeblind zijn om de Kunsthal een monument te
noemen, maar afgezien daarvan: wat blijft er over van het
wachtwoord functioneel? De functie van een kunsthal is toch dat
mensen er voor hun plezier binnenkomen? Gebruikers van een
gebouw, of het nu een bedrijfsgebouw betreft of een woning,
willen zich opgenomen voelen in een ruimte die iets positiefs
uitstraalt, en zich niet lichamelijk of emotioneel stoten aan de
vorm-vondsten van de architect. Berlage had gelijk, bouwen is
vooral dienen. Ook de functionalisten hadden - gedeeltelijk -
gelijk: een gebouw moet beantwoorden aan de functie, waarvoor het
werd ontworpen. Daar komt nog iets bij: een stedelijk gebouw
maakt deel uit van een stadsbeeld, en daarvan zijn alle
omwonenden en bezoekers samen de gebruikers. De hooghartige
spreuk "Publiek, ik veracht u" kan een troost zijn voor
schrijvers en schilders die weinig publiek hebben; niemand is
verplicht om een boek te lezen dat hem verveelt of een in zijn
ogen lelijk schilderij aan de muur te hangen. Die vrijheid hoort
niet bij het architectenberoep, zijn werk gaat iedereen aan:
gebruikers van de gebouwen en de voorbijgangers. Prof. Wijk
bepleit een professioneel opgezette consumenten-organisatie,
waarin de gebruikers hun persoonlijke ervaringen kunnen bundelen
tot een gezamenlijk eisenpakket, zodat in een vroeg stadium van
het ontwerpproces die wensen mee tellen. Of dat zou helpen, valt
te betwijfelen, want die eisen hangen samen met bouwkosten en
huurniveau, en dat is voor mensen buiten het bouwbedrijf niet
objectief te beoordelen.
Hoe zou na "bouwen is dienen", en "de vorm wordt bepaald door de
functie" de spreuk moeten luiden van de huidige architecten die,
zoals prof. Wijk constateert, geen aandacht hebben voor hun
publiek? Dat kan zijn: "De vorm volgt - of, liever nog - maakt de
mode"; voor internationaal gebruik: "Form follows fashion", dat
lijkt op "Form follows function". Het verwijst dan niet naar
massamode, zoals 'jeans' en 'Nikes' maar naar de echte 'haute
couture' voor de 'happy few' (onze eigen taal klinkt te gewoon):
vormgeving wordt 'design'.
Mode is van oudsher een middel om zich te onderscheiden van het
gewone volk, om aandacht te trekken als deftig of chique, mode
mag onpraktisch zijn, maar vooral niet verouderd, want dan is het
effect niet modieus meer.
Kijken wij rond in onze binnenstad, dan valt het op dat de vele
gerestaureerde huizen niet verouderd zijn. Geen mens haalt het in
zijn hoofd om zich in een kostuum uit de bouwtijd uit te dossen,
terwijl de vorm van de huizen van toen beantwoordt aan
hedendaagse wensen. Er zijn allerlei voorzieningen aangebracht,
waarvan de eerste bewoners nog niet konden dromen - verlichting,
verwarming, sanitair - maar het lopen door een 18de-eeuwse
marmeren gang is een genoegen, en het bestijgen van de brede
eiken traptreden langs gebeeldhouwde balusters kost geen moeite.
In de als zéér eigentijds bewonderde VPRO-villa in Hilversum
daarentegen, klagen de mensen die er werken over trappen, waar ze
niet over durven lopen en over de extreme gehorigheid van het
hele gebouw.
Mode is toch geen veilig kompas in de architectuur.
Geurt Brinkgreve
(Uit: Binnenstad 174, januari/februari 1999)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.