Op herinrichting als tuin kan de plaats achter het Keizersgrachtcomplex recht doen gelden uit hoofde van bijzondere historische en kunsthistorische redenen.
Van de oorsprong af was hier geen sprake van een aantal aparte kleine tuinen - achter ieder perceel één, zoals gebruikelijk - maar van een onverdeeld stuk grond die reikte tot aan de recht erachter gelegen
Herengrachthuizen. Deze, de nummers 364 tot en met 370, waren geen andere en geen geringere dan de beroemde Vingboonshuizen, in 1662 gebouwd voor de familie Cromhout. Omdat ook de
onderhavige Keizersgrachtpercelen het eigendom waren van deze familie, werd het door beide reeksen huizen
besloten gebied vanouds aangeduid als "de tuin van Cromhout". Het gold hier een lustrum, die in
omvang en pracht zijn weerga in Amsterdam niet kende.
De geschiedenis van de Cromhouttuin is belangwekkend genoeg om in korte trekken daarop in te
gaan.
De stichting van de tuin ging een generatie vooraf aan de bouw van de Vingboonshuizen in 1662 voor
Jacob (II) Cromhout. Het was zijn vader Hendrick, die omstreeks 1623 een aantal huisjes bouwde aan
de Keizersgracht bij de Huidenstraat. Hij verhuurde deze aan neringdoenden, maar liet daarachter voor
zichzelf een grote tuin aanleggen, toegankelijk door "het poortje van Cromhout". Hoe die tuin er uitzag,
al of niet met berceaux (prieel), of er bijvoorbeeld beelden in stonden, zoals bij Gerard Reynst een
klein stuk terug aan dezelfde gracht, en of die tuin bij de bouw van de Cromhouthuizen in 1662 een
vernieuwing onderging, is niet overgeleverd.
Het in 1717-1719 toegevoegde opzetstuk op de achtergevel met het alliantiewapen. |
Maar een belangrijke ingreep verrichtte Jacobs gelijknamige kleinzoon Jacob (III) Cromhout, Heer van
Nieuwerkerk (1671-1722), in de jaren 1717 tot 1719. Ten eerste verbouwde, vergrootte en verfraaide hij
het achterhuis van zijn woning. Herengracht 366, het voornaamste van "de vier". Daarin kwamen, naast
de bekende plafondschildering van de jonge Jacob de Wit, stucdecoraties, houtsnij- en
steenhouwwerken tot stand, alle - naar ik heb kunnen vaststellen - van de hand van Ignatius van Logteren.
Tegelijkertijd liet Cromhout de door zijn overgrootvader gebouwde huisjes aan de Keizersgracht afbreken en op
het grootste gedeelte van het opengekomen terrein een groot en groots blok van vier huizen verrijzen.
"Eenvoudige woonhuizen", kenschetste Van Houten ze in zijn commentaar op Caspar Philips'
Grachtenboek. De ogen moesten voor dit genre hoge kwaliteit nog geopend worden: een bijzonder fraai
gebouw, van rustige noblesse, volgens de idealen van die jaren verscheen daar, hoogst waarschijnlijk onder
architectuur van Jan van der Strang, bescheiden én groots gedecoreerd met steenhouwwerk van
wederom Ignatius van Logteren.
Jacob Cromhout heeft dit vierwoningenpaleis - aangeduid als "de buurhuizen van Cromhout" - doen
oprichten voor eigen gebruik en voor zijn naaste omgeving. Zo werd het noordelijke nummer 365
bewoond door zijn dochter en zijn schoonzoon baron Van Wassenaar d'Alkemade, het zuidelijke nummer
373 door de trouwe administrateur van de familie Cromhout, Gerard Regtering. Het middelste gedeelte
bestemde hij voor eigen, meer representatieve doeleinden. Ook was er, waarschijnlijk in de nummers
371-373, een schuilkerk: "De kerk van Cromhout". Hoogst opmerkelijk nu is - maar vreemd genoeg nog
nooit opgemerkt - dat de achtergevels van beide huizenreeksen, anders gezegd: de tuinzijden ervan,
hoofdsierelementen bevatten, zes in getal, die men alleen bij voorgevels aantreft en daarvoor typerend
zijn: alliantiewapens op de kroonlijst, liefst twee, en een zandstenen omlijsting van de deurpartij, hier
tuindeuren, aan de Herengrachtpanden, en aan het Keizersgrachtblok een monumentale colonnade met
balkon en twee, bijzonder interessant, met deuren naar de tuin ontworpen 'avantcorps', waarvan die
achter nummer 373 samen met dit huis verdwenen is; drie aan drie zijn ze, over de binnentuin heen, op
elkaar gericht. Een volkomen uitzonderlijke inrichting. De gelijkheid van de decoratiemotieven toont
aan, dat al deze elementen tot dezelfde bouwcampagne, die van 1717-1719, behoren. De idee en de
vormgeving van de colonnade, als verschijning in deze periode en in onze streken evenzo
uitzonderlijk, werden in essentie ontleend aan eerder ontworpen boeken van Daniël Marot, met wie
Van Logteren veel heeft samengewerkt. Ik kom daar elders uitgebreid op terug.
Dit alles geeft genoeg aan, dat de Heer van Nieuwerkerk ongemeen grote aandacht en voorliefde
had voor zijn binnentuin: de "hortus conclusus", het familie-erfstuk, dat hij beschouwde en koesterde als
zijn heerlijk privé domein, als de oorsprong en het hart van zijn bezit. Mij komt de Latijnse versie voor
de geest van een passage uit de Koningspsalm 44, betreffende de bruid: "Omnis gloria ejus ab intus",
de katholieke voorman Jacob Cromhout uit de kerkelijke liturgie zeker welbekend: "al haar glorie
komt, straalt van binnenuit". Jacob heeft haar overigens wel met gelijkwaardige tooi omkleed. Helaas
geldt ook hier, dat tot heden ons geen berichten of afbeeldingen bekend zijn van de toen ongetwijfeld
mede vernieuwde lusthof.
Een kwart van Cromhouts tuin, met name juist het bij de voormalige woning Herengracht 366 aansluitende
gedeelte, is nu weer een verzorgde hof, heraangelegd voor de huidige eigenaar, het Bijbels
Museum, naar ontwerp van Arend Jan van der Horst, met een waterpartij, toespelend op de doortocht
door de Rode Zee en de doop in de Jordaan. De hoop is nu, dat de tuinaanleg zich als vanouds weer
mag uitstrekken tot aan de zeer representatieve unieke colonnade, die dan haar betekenis herwint,
en dat zo "Jacob's droom" in een nieuwe vorm gedeeltelijk opnieuw in vervulling gaat. Gedeeltelijk:
daar herstel van het gehele oorspronkelijke, rechthoekige tuinoppervlak voorlopig niet haalbaar lijkt,
en omdat we, sinds het barbaarse neerhalen van de helft van Cromhouts Keizersgrachtpaleis in 1938,
opgescheept blijven met de aldaar toen opgetrokken, door zijn middelmatigheid en
disharmoniërende vormen storende nieuwbouw.
Pieter Fischer
(Het bovenstaande is een zeer ingekorte weergave van een gedeelte uit de eerlang te verschijnen monografie over de beeldhouwers Anthony Turck en Ignatius en Jan van Logteren).
(Uit: Binnenstad 171, jul./aug. 1998)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.