Keurtuin Keizersgracht 361-371

Op 19 februari 1998 deed de rechtbank te Amsterdam, sector Bestuursrecht, uitspraak in het geding dat acht eisers, waaronder het Wijkcentrum d'Oude Stadt en onze vereniging, hadden aangespannen tegen het College van Burgemeester en Wethouders. Het ging tegen het besluit van 23 juli 1997 van het College om, met intrekking van een eerdere weigering, alsnog een garagevergunning te verlenen voor het erf achter de panden Keizersgracht 361-371.
Plattegrond van het verboden parkeerterrein: de ingang waar de auto's naar binnen stromen bevindt zich rechts van Keizersgracht 369-371.

De rechtbank besliste:

  1. dat de beroepen gegrond waren,
  2. dat het bestreden besluit moest worden vernietigd,
  3. dat het College binnen 8 weken een nieuwe beslissing moest nemen op de bezwaarschriften en
  4. dat de gemeente aan elk van de eisers het gestorte griffierecht ad f 210 moest vergoeden.

Een uitspraak om zéér tevreden over te zijn. Belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Belanghebbenden zijn in de eerste plaats de kopers van appartementsrechten in het vroegere kantoorgebouw en voorts de projectontwikkelaar, eigenaar van de nog niet verkochte woningen. Bij 34 appartementen hoort een parkeerplaats ten bedrage van f 100.000.

In het kader van de niet-aflatende strijd om de stilte van de groene binnenterreinen te verdedigen tegen de stank en het lawaai van het parkeren, is het een belangrijke beslissing. Bovendien een fase uit een curieus verhaal over Amsterdamse bestuurspraktijk.
Tot 1938 stonden ter plaatse van het huidige nr. 369 vijf fraaie huizen in de verder nog gave gevelwand tussen de Huidenstraat en de Leidsegracht. Die huizen werden gesloopt; daar bouwde architect J. van der Steur een massief kantoorgebouw, dat in een 20ste-eeuwse wijk niet zou opvallen, maar hier een duidelijke dissonant blijft.

Toegang voor auto's naar het beschermde keurblok achter Keizersgracht 369-371.

De buren links, nrs. 365-367, zijn 18de-eeuws, in 1875 opgesierd met het hierheen verplaatste poortje van het verdwenen Oudezijds Herenlogement. Nr. 361 is nieuw; tot enkele jaren geleden lag daar een gat tot aan de Huidenstraat, dat nu gevuld is met een van de lelijkste kantoor-winkelgebouwen van de Keizersgracht, door professor Bock tijdens het geruchtmakende symposium van 12 juni 1997 geprezen als "spelen met de hoek". Hooggeleerde kleuterpraat! Rechts van nr. 369-371 ziet de voorbijganger een door een toegangspoort afgesloten opening tussen de huizen, ruim genoeg om auto's te laten doorrijden naar het grotendeels bestrate erf. Vanaf 1937 is dat erf in gebruik geweest als parkeerterrein. Dat was in strijd met de bepalingen op grond van art. 43 van de Woningwet, die teruggaan tot een keur uit 1612, waarin wordt voorgeschreven dat erven moeten worden aangelegd en onderhouden als tuin. Een vergunning of vrijstelling is nooit aangevraagd of verleend. 'Gedoogbeleid' heet zoiets, wat een mooi etiket is voor slapheid en plichtsverzuim van de overheid. Als excuus kon vóór 1940 gelden dat toen algemeen de mening gold dat cityvorming het toekomstbeeld van de binnenstad moest zijn. Alleen wereldvreemde Heemschutters dachten daar anders over. In ons vorige nummer, blz. 38, werd de herinnering opgehaald aan de gedenkwaardige zitting van de gemeenteraad van juli 1964. Wethouder Den Uyl wilde de bevoegdheid hebben om in de keurtuinen parkeren toe te laten, maar de Raad wees dat voorstel met de kleinst mogelijke meerderheid af. Sindsdien is het handhaven van de tuinruimte officieel, in bestemmingsplannen bevestigd gemeentebeleid.

De eigenaren van de appartementen-met-parkeerplaats van Keizersgracht 361-371 vroegen veiligheidshalve een garagevergunning aan. Eind 1996 rapporteerde de afdeling Parkeerbeheer van de Dienst Binnenstad en de Verkeerspolitie dat zij geen bezwaar hadden tegen verlening. De sector Bouwen, Wonen en Economie maakte echter wel bezwaar met het gevolg dat Burgemeester en Wethouders op 10 februari 1997 de gevraagde vergunning weigerden. De belangrijkste passage in die brief luidt: "dat als in het verleden al op het onderhavige erf geparkeerd werd, dan was dat destijds in strijd met de verordening ex artikel 43 van de Woningwet voor de Oude Stad, zodat het overgangsrecht hier niet van toepassing is". Tegen dat besluit maakten de eigenaren van de nu illegaal verklaarde parkeerplaatsen bezwaar. Zij werden gehoord door de bezwaarschriftencommissie van de gemeente. Voor die hoorzitting werden de keurtuinenverdedigers niet uitgenodigd. De commissie was daartoe volgens de voorschriften niet verplicht, maar voor een billijke afweging van belangen had dat wel verwacht mogen worden. Aldus eenzijdig voorgelicht adviseerde de commissie om de gevraagde vergunning toch te verlenen. Wethouder Van der Aa die in de vakantietijd alleen het College vertegenwoordigde, ondertekende op 23 juli het besluit dat de aanvankelijke weigering vernietigde en de vergunning alsnog verleende. Daartegen kwamen - uiteraard - het wijkcentrum, onze vereniging en de omwonenden in het geweer; in dat geding is nu de beslissing gevallen. In het vonnis worden alle voorschriften, wetsartikelen en de standpunten van beide partijen geciteerd, zodat dit stuk een nieuwe bijdrage vormt in de jurisprudentie over de keurtuinen.
Of er nog een procedure in hoger beroep volgt voor de Raad van State, moeten wij afwachten. Pas wanneer daar de afdeling Bestuursrechtspraak de uitspraak van de Amsterdamse rechtbank heeft bekrachtigd, is het keurblok in principe gered. En dan moet de gemeente er - op kosten van de bewoners - voor zorgen dat er weer een tuin wordt aangelegd. Dat is toch een mooier uitzicht dan 34 glimmende autodaken!

Geurt Brinkgreve

(Uit: Binnenstad 170, mei 1998)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.