De rol van de overheid in dat model is "zolang mogelijk af wachten, of de partijen in het veld er uitkomen en zo niet alsnog ingrijpen". Ongeschreven regels zijn ook dat ingrijpen van de overheid zo weinig mogelijk kost, dat gevestigde belangen worden ontzien en dat de baantjes intact blijven. Het lijkt op de 18de-eeuwse regentenpraktijk, minder plechtig, méér verhuld in hypocrisie.
Ten aanzien van het bouwbeleid in de binnenstad staan twee opvattingen tegenover elkaar.
De ene gaat uit van wat het raadsbesluit over het beschermde stadsgezicht omschrijft als "de gave historisch ruimtelijke structuur en het nog overwegend historisch waardevolle bebouwingsbeeld van de binnenstad". Dat is de invalshoek van het herstel van de woonhuismonumenten, van het criterium "passend in het straatbeeld" bij nieuwbouw, van zorg voor de openbare ruimte, kortom: van instandhouding van het Monument Amsterdam.
De andere opvatting werd op dezelfde Paroolpagina treffend onder woorden gebracht door Sibrand Gratama in een pleidooi voor hoogbouw. De schrijver betreurt het dat het plan-Larmagtoren niet doorgaat, dat is een gemiste kans. "Het creatiever benutten van de verticale dimensie vergroot de transparantie en de dynamiek in ruimtebeleving". "Investermg in de derde dimensie (hoogte én diepte) krijgt duidelijk steeds meer belangstelling en dat is - ook op grotere schaal - goed voor zowel natuur en milieu (ruimte, mobiliteit) als voor de economie". "Hoogbouw-architectuur schept extra ruilnte op leefniveau. Daar kom je als architect ook iets moois van maken". Hij bepleit hoogbouwconcentraties aan de IJ-oevers bij het C.S., aan de Zuidas, in de zone Bijlmer-ArenA, "De rijke en klemschalige binnenstad behoudt daarbinnen een gunstige centrale ligging". Dat 'rijke' zal wel betrekking hebben op de onroerend-goed prijzen. Dat de kleinschaligheid dan geleidelijk opgegeten wordt te midden van het hoogbouwgeweld is duidelijk. Of de binnenstad ook andere waarden vertegenwoordigt in de gemeente en de regio, komt in het stuk niet ter sprake. Deze opvatting staat tegenover het standpunt van de monumentenzorgers, voor het gemak aangeduid als de heemschutters. De twee partijen worden het nooit eens. In het poldermodel kan de overheid met geven en nemen, pappen en nathouden, haar eigen gang gaan, daarbij vooral de gevestigde belangen ontzien en doen of er niets aan de hand is.
De overheid heeft echter door de Monumentenwet verplichtingen op zich genomen. De overheid op rijks-en gemeentelijk niveau staat niet meer als wijze scheidsrechter tussen twee kemphanen, de een met geld en invloed en de ander met een cultureel ideaal: De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht zou volgens Burgemeester en Wethouders een signaal zijn. In welke richting? Voor het door de Dienst Binnenstad georganiseerde symposium op 12 juni 1997, waarvan in Binnenstad nr. 165, blz. 56 het verslag staat, waren vooral sprekers uitgenodigd die de bescherming allemaal onzin vinden. Indien die bijeenkomst belegd zou zijn geweest door de BNA-voorzitter Carel Weeber en zijn sloopgezmde medestanders, dan kon niemand daar bezwaar tegen hebben. Alle hiervoor geciteerde rimram van de hoogbouw-propagandist Gratama heeft als motor de opdrachtenportefeuille en de honorariumtabel van de BNA. Van de overheid verwachten wij echter dat zij haar woord houdt, en dat zonder poldermodel.
Geurt Brinkgreve
(Uit: Binnenstad 166/167, november 1997)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.