Op de bres voor Amsterdam XXXVII

Marnix in mineur

Anders dan Karl Marx dacht, verloopt geschiedenis niet wetmatig. Het heeft derhalve ook voor de geschiedenis van stedebouw en bouwkunst weinig zin om wetten te formuleren. Toch leert de eeuw die nu ten einde loopt, dat bepaalde dingen altijd weer verkeerd aflopen, en de gedachte dringt zich op dat er gesproken zou kunnen worden van minstens één aantoonbare wetmatigheid:

Grootschalige sloop-nieuwbouw leidt altijd tot bittere teleurstellingen

De Marnixstraat gezien van de overzijde van de Singelgracht. Door de sloping van een der karakteristieke bouwblokken aan de zuidzijde is nu de tegenoverliggende gevelwand te zien.

Ondanks de verpletterende bewijslast die voor deze bewering aangevoerd kan worden- de IJ-tunnel, Kattenburg, de Weesperstraat, het Stadhuis, de Da Costakaden, de Nieuwezijcis Kolk, om maar een willekeurige greep te doen- blijven politici en ambtenaren met blinde volharding in het tegendeel geloven. Men spreekt dapper van vooruitgang en de noodzaak om veel geld te verdienen, maar iedereen met een beetje gezond verstand heeft allang begrepen dat in het spoor van vernieling nooit iets goeds kan ontstaan. Het is de historische stad die uitdrukking geeft aan alles wat ons werkelijk lief en dierbaar is, en als juist dit de prijs is die voor welke vooruitgang dan ook betaald moet worden, dan is die prijs te hoog. Het idee vooruitgang is trouwens "sowieso" een 19de-eeuwse fictie met een twijfelachtige staat van dienst.

Dit stukje gaat over de Marnixstraat, en met name over het noordelijke deel van deze straat (over de Rozengracht), waar het gevreesde virus van de bureaucratische stadsvernieuwing weer eens heeft toegeslagen. Grote delen van deze karakteristieke 19de-eeuwse straat zijn al gesloopt, en grote delen moeten binnen afzienbare tijd nog verdwijnen, om plaats te maken voor de vooruitgang.

Het is de moeite waard om eerst eens te kijken, wat de vooruitgang van gisteren inmiddels heeft opgeleverd. Volgens goed bureaucratisch gebruik wordt er met nummers gewerkt, ook al zijn het doorleefde gebouwen waar ooit mensen gewoond hebben. Marnix 1, Marnix 2 en Marnix 3 zijn grote complexen die met elkaar vrijwel de complete oostwand vormen van de Marnixstraat tussen de Westerstraat en de Brouwersgracht. Alleen een klein deel nabij de Brouwersgracht- laten we dat gemakshalve Marnix 0 noemen- dateert uit een veel vroegere periode van de stadsvernieuwing. Dan is er nog Marnix 4, de kop Lijnbaansgracht-Rozengracht-Marnixstraat, en, zowaar, iets met een echte naam: de meisjesschool. Marnix 0 (nrs. 1 t/m 17) is inmiddels een zwaar gedateerd en betekenisloos blokje woningen, een bijna pathetisch samenraapsel van goede bedoelingen en architectonisch onbenul. Marnix 1 (nrs. 19 t/m 63) demonstreert dat de stadsvernieuwing nadien -dat wil zeggen in de loop van anderhalf decennium - niet heeft geleid tot een meer overtuigende benadering van de architectonische opgave, het blijft klungelwerk. Ook dit verdwaalde flatgebouwtje heeft geen enkele relatie met zijn historische omgeving, en het is net zo armoedig gedetailleerd als zijn voorganger. Het eerste deel van Marnix 2 (nrs. 125 t/m 155) is nu ook voltooid en bewoond. In plaats van de dwaze Bauhaus-balkonnetjes van Marnix 1 aan de Lijnbaansgracht is hier voor de verandering maar eens gekozen voor grote diepe loggia's, een oplossing die evenmin getuigt van veel inzicht in de subtiele vormentaal van traditionele Amsterdamse gevels. Ook is het gave 19de-eeuwse beeld van de Willerusstraat nu voorgoed verdwenen. De onderhandelingen over het tweede deel van Marnix 2 (nrs. 159 t/m 213) zijn gaande in de Commissie voor Welstand en Monumenten, maar de ontwikkelingen zijn bepaald niet bemoedigend: "In de Marnixstraat", aldus een van de leden, "verschijnt een drama".

Deze ervaringen leveren andermaal het klinkende bewijs dat renoveren een veel betere keuze is dan sloop-nieuwbouw. Dit geldt zeker voor Marnix 3 en Marnix 4, want deze blokken zijn door hun situering beeldbepalend. Marnix 3 is zelfs onderdeel van een 19de-eeuws ensemble dat zijn gelijke niet heeft in de stad. In de "Nota van uitgangspunten Singelgracht-zone", geschreven in opdracht van wethouder Ter Horst, wordt het Eerste Marnixplantsoen beschreven als "een van de groene parels" aan het sieraad dat Singelgracht heet. Het gaat hier inderdaad om een schitterende stedelijke ruimte: de gevelwanden van de Nassaukade, de Marnixkade, de Marnixstraat en de beide Jacob Catskaden vormen in combinatie met het water van de Singelgracht en de Kattensloot een panorama van grote allure rond het enige resterende bolwerk van de voormalige Schans. Marnix 3 (nrs. 65 t/m 123) is een essentieel onderdeel van dit panorama: een moderne gevelwand als achtergrond van het Eerste Marnixplantsoen zou fataal zijn voor de historische harmonie van het geheel. Daar komt nog bij dat de achtergevel van Marnix 3, aan de Lijnbaansgracht, in feite deel uitmaakt van de historische binnenstad. Niet alleen vanaf de Palmgracht, maar ook vanaf de Brouwersgracht gezien, vormt deze gevelwand een onderdeel van een kwetsbaar stadsgezicht, waarbij bedacht moet worden dat het beeld van de Brouwersgracht, in westelijke richting, reeds op vandalistische wijze bedorven is.
Voor het behoud van Marnix 4 zijn helaas niet zulke sterke argumenten voorhanden. Hier is namelijk geen sprake van een gaaf historisch stadsbeeld.
Met name door de sloop in 1983 van het 19de-eeuwse schoolgebouw, hoek Marnixstraat-De Clercqstraat, ten behoeve van een nieuwe brandweerkazerne is een karakterloze stedelijke ruimte ontstaan. Toch vormt Marnix 4 in al zijn architectonische eenvoud nog een soort rustpunt in dit chaotische geheel. Opdringerige nieuwbouw is zeer ongewenst. In de Amsterdamse Monumentenraad is destijds negatief gereageerd op het voorstel om hier een "accent" te bouwen, iets dat te hoog is en te veel pretenties heeft. Het beste zou zijn om de bestaande bebouwing gewoon keurig op te knappen - men denke ook aan het rampzalige "accent" dat op het Nassauplein is gebouwd.

Tot slot de meisjesschool. Dit gebouwtje tussen de Marnixstraat, de Marnixkade en de Nieuwe Egelantiersstraat doet nu bijna denken aan het meisje met de zwavelstokjes: verweesd, vervuild, verlaten en ook nog gehavend staat het in de schaduw van de grimmig ogende hoge woonblokken. En het laatste zwavelstokje brandt nu snel op. Toch blijkt bij nader inzien, dat het een heel charmant schooltje is, in zekere zin een bijna pre-historisch monument voor het feminisme in Nederland, en typologisch zeer zeker een bijzonder schooltje. Het is omstreeks 1876 ontworpen en gebouwd door de stadsarchitecten B. de Greef en W. Springer. Schoongemaakt en opgeknapt zou de meisjesschool het beeld van de Marnixstraat zowel opfleuren als verrijken. Door de ingenieuze opbouw van het volurne en door de betrekkelijk rijke versiering onderscheidt het gebouw zich op sprekende en passend 19de-eeuwse wijze van de omringende woonbebouwing. Behoud is dus geen overbodige luxe.
Bij dit alles rijst natuurlijk ook de vraag, wat de rol van Monumentenzorg is. In deze stad met bijna talloze monumenten is het waarschijnlijk onbegonnen werk om elk aardig 19de-eeuws bouwwerk tot monument te verklaren. En de Marnixstraat telt zowaar al een aantal monumenten. In dit licht bezien is het wel begrijpelijk dat het Gemeentelijk Bureau Monu- mentenzorg negatief heeft gereageerd op het verzoek van omwonenden om de meisjesschool op de monumentenlijst te plaatsen. Desgevraagd was men ook niet enthousiast over een eventueel verzoek tot plaatsing voor Marnix 3.
Hoewel begrijpelijk is deze houding toch niet juist. De ervaring heeft in de afgelopen eeuw geleerd dat het behoud van historische bebouwing op termijn altijd winst oplevert. Over vijftig jaar zal de sloop van zoiets als de meisjesschool ondenkbaar zijn. Zonder nu direct de monumentenlijst het karakter van een waterhoofd te geven, zou het Gemeentelijk Bureau best wat kritischer en zelfs wat agressiever kunnen optreden bij ingrijpende en beeldverstorende sloopplannen. Ervan uitgaande dat wethouders benoemd zijn, omdat ze over het vermogen beschikken om zelfstandig intelligente beslissingen te nemen, is er geen enkele reden om gewaagde adviezen aan het stadsbestuur te schuwen. De fixatie op de monumentenlijst leidt tot verstarring van het denken. Het gaat om het behoud van ons collectieve historische beeldverhaal, en in dit kader is het noodzakelijk om niet aflatend, indringend en over een breed front de praktijk van het slopen tegen een zeer kritisch licht te houden.
Bij wijze van epiloog, en om niet in mineur te eindigen: het goede nieuws. De Korte Marnixstraat en de Korte Marnixkade, nabij het Haarlernmerplein, waarvan niets op de monumentenlijst staat, zijn on- langs keurig, zo niet met liefde, gerenoveerd. Voor de welwillende beschouwer is zelfs het dakleer dan acceptabel, zij het niet fraai. Het kan dus wel, zelfs de PIT-brievenbussenterreur voor de bovenwoningen schittert door afwezigheid. Het is telkens weer een genot om deze gevels in hun nieuwe luister te zien schitteren. Juist dit resultaat bewijst dat het de moeite waard is om ook wanneer het gaat om heel gewone 19de-eeuwse woningbouw, in principe altijd de voorkeur te geven aan behoud en renovatie, terwijl een kleinood als de meisjesschool niet eens ter discussie zou mogen staan.

Vincent van Rossem

(Uit: Binnenstad 162, februari 1997)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.