Vreemde eenden in de bijt

In het januarinummer van Ons Amsterdam heeft de hoofdredacteur Peter-Paul de Baar een lezenswaardig artikel gepubliceerd over het plan om op de lege plek aan de Zeedijk, waar tot een halve eeuw geleden de panden nrs. 106-116 stonden, een Chinees-boeddhistische tempel te bouwen.

Chinese tempel op de Zeedijk

Het zal geen schuilkerk worden, zoals onze stad er in de 17de en 18de eeuw vele heeft gekend voor andere gezindten dan de officiële Hervormde Kerk. "Andersdenkenden" (veelzeggend woord!) mochten van de Hoogmogenden in het Stadhuis op de Dam best hun eigen bedehuizen inrichten, wat in het toenmalige Europa al een ruime mate van tolerantie betekende, maar die gebouwen moesten vanaf de straat niet als kerkgebouwen herkenbaar zijn. Alleen voor de "Joodse natie" gold die beperking niet - zie de afstand tussen de monumentale Portugese Synagoge en het verborgen Museum Amstelkring. De Chinese tempel zal zich nadrukkelijk als zodanig in de gevelwand manifesteren: hier komt een stukje 'Chinatown', zoals in New York en andere wereldsteden met een grote Chinese bevolkingsgroep. Kan dat in een van de oudste straten van Amsterdam, waar het historische karakter nu met zoveel zorg wordt teruggebracht door de N.V. Economisch Herstel Zeedijk?

Zeedijk 106-116 met overgebleven muur van het Cellezustersklooster in 1916 (foto Gemeentearchief Amsterdam)

De plek heeft een bewogen geschiedenis. Daar stond tot 1589 het klooster van de Cellezusters die zich vooral met ziekenverpleging bezighielden. Evenals de vele andere kloostergebouwen werd ook dit complex door het stadsbestuur na de Alteratie van 1578 onteigend, verkaveld en verkocht voor woningbouw. Een foto uit 1916 toont panden met doorlopende rechte kroonlijsten, zo te zien eind-19de-eeuws. Niet onmogelijk bevatten de interieurs toen nog onderdelen van de oude kloostergebouwen, zoals in de panden aan het begin van de Kloveniersburgwal nog balken uit de tijd van het Bethaniënklooster zichtbaar zijn. Tijdens de bezettingsjaren werden de joodse bewoners gedeporteerd, de panden stonden leeg en werden in 1944 gesloopt. Dat veroorzaakte bouwvalligheid van de belendingen, zodat het gat groter werd. Er werd een speelplaatsje ingericht, dat door twee kunstenaars, Bert Griepink en Hans Hamers, in 1979 een 'tropische' omlijsting kreeg door de beschildering van de blinde zijgevels met afbeeldingen van vele malen levensgrote dieren. Alle goede bedoelingen ten spijt verviel het terrein tot een van de meest vervuilde en verloederde plekken van de middeleeuwse stadskern. De Baar beschrijft, hoe in de kring van de Chinese ondernemers, het plan ontstond om het zuidelijke deel van de Zeedijk een duidelijker geprononceerd Chinees karakter te geven, met een eigen tempel als middelpunt. Daar moet niet alleen ruimte zijn voor gebed en meditatie, maar ook leslokalen, winkels en woonruimte voor monniken. De organisatie Buddha Light International in Taiwan zegde substantiële financiële steun toe. Het ontwerp van een Taiwanese architect voor deze Fo Kuang Shan-tempel aan de Zeedijk, waarin een poging was gedaan het gebouw een 'Hollands' gezicht te geven, werd van tafel geveegd door de Schoonheidscommissie. Als het Chinees moest zijn, dan onomwonden Chinees. Merkwaardigerwijs is het een Nederlandse architect geworden die, na een studiereis naar Taiwan, het gebouw ontwierp, waarvoor binnenkort de vergunning wordt verwacht. Dat houdt een omkering in van de verhouding uit de schuilkerktijd: geen 'schortjes-architectuur' door een Chinees die de oosterse inhoud probeerde te verbergen achter een westerse facade, maar een westerse architect die een hem vreemde vormentaal moest gebruiken om een uitheemse bestemming kenbaar te maken: geen aanpassing, maar contrast.

Artistieke impressie van de door architect Greven ontworpen Chinese tempel. De nieuwbouw op Zeedijk 118 krijgt de geveltop van Haarlemmer Houttuinen 105.

Het lijdt geen twijfel dat de tempel op die plek, tussen veel Chinese winkels en restaurants, een krachtige bijdrage zal leveren aan de inspanning van de N.V. Economisch Herstel Zeedijk. Het wordt een publiektrekkend middelpunt, opvallender en interessanter dan de doorsnee gatenvulling van de stadsvernieuwing, waar men óók probeert op te vallen door van de omgeving afwijkende vormen, kleuren en materialen. Dat zijn veelal modieuze foefjes zonder spirituele motivering, en die motivering is juist de rechtvaardiging van het aan de Zeedijk beoogde contrast.
Hoe deze vreemde eend in de bijt worden zal, moeten we afwachten; 'artists impressions', zoals afgebeeld op de schutting, geven zelden een betrouwbaar beeld van wat er komen gaat. Wij zijn zeer benieuwd.

De zelfstandige waarde van het stadsbeeld, waarin de kwaliteit van de individuele monumenten wordt samengevat en een extra dimensie krijgt, is al vanaf het gevecht om de Reguliersgracht in 1900 de inzet van de verdedigers van het oude Amsterdam. Alle discussies over het slopen van monumenten, aanpassing aan de omgeving, 'historiserend' bouwen, dissonante nieuwbouw en reclame-excessen, komen uit op het al dan niet erkennen van die stadsbeeldwaarde. Op de Zeedijk voelt men de historie van de stad om zich heen. Het slingerend verloop houdt de herinnering vast aan het begin van Amsterdam, toen de eerste bewoners zich door deze dijk beschermden tegen hoog water in het IJ. Talrijke monumenten zijn al of worden nog gerestaureerd. Tussen de Olofskapel en de Waag worden het stadsbeeld en het stadsleven terugveroverd op de verloedering. En juist in die omgeving dat totaal afwijkende, nadrukkelijk contrasterende gebouw? Ondanks alle, in ons tijdschrift vaak en met overtuiging naar voren gebrachte tegen-argumenten, is in dit geval ons antwoord: ja, toch wel, omdat het uit een sterke overtuiging voortkomt, omdat het uniek is, omdat de bestemming beantwoordt aan behoeften op die plaats.

Cineac in de Reguliersbreestraat

De door Duiker ontworpen Cineac in zijn oorspronkelijke gedaante in 1953 (Gemeentearchief Amsterdam).

Er zijn meer - maar niet veel - voorbeelden van gebouwen die principieel tegen de vormentaal van de binnenstad ingaan, en daar desondanks hun plaats rechtvaardigen. De Cineac van Duiker in de Reguliersbreestraat was er zo een, tenminste in zijn oorspronkelijke vorm en functie uit 1934. In ons vorige nummer heeft Marlin Burkunk uiteengezet, hoe sterk het ideaal van het Nieuwe Bouwen is geweest, hoe inspirerend de droom van een toekomst zonder "zwoele" romantiek, zoals in Tuschinski aan de overkant, strak, helder en zuiver functioneel, precies beantwoordend aan de behoeften van dat ogenblik, uitgevoerd in de moderne materialen glas, staal en beton. Zestig jaar later is de droom vervlogen. In de behoefte aan een nieuwsbioscoop wordt voorzien door de televisie, het puriteinse idealisme dat romantiek, decoratie en esthetica als achterhaalde ballast wilde opruimen, wordt nu gewaardeerd en zelfs door de Monumentenwet beschermd ter wille van wat het niét beoogde: de esthetische kwaliteit van de verhoudingen tussen de muurvlakken en de typisch uit de jaren dertig daterende neon-letters. Die waardering heeft een accent van nostalgie, ja van romantiek. Is dat een tekortkoming? Allerminst. Bewondering voor het integere idealisme van een onherroepelijk voorbij verleden maakt deel uit van ons cultuurpatroon. De Cineac hoort bij een verleden tijd. Tuschinski daarentegen is, merkwaardig genoeg, actueel gebleven, en wordt uitgebreid. Alle twee zijn het vreemde eenden in de bijt van het historische stadshart.

Herengracht 380-382

Herengracht 380

Als een derde voorbeeld kan Herengracht 380-382 worden genoemd. Op die plek stonden, zo vermeldt de Historische Gids van Amsterdam in de bewerking van Wijnman, drie huizen: een met een halsgevel uit circa 1730 en twee oorspronkelijke met trapgevels die in 1775 door de architect Husley waren verbouwd tot een fraai huis met een zandstenen gevel en een rechte lijst. Dat laatste pand brandde af in 1880. Het terrein werd gekocht door een steenrijke tabaksplanter, Jac. Nienhuys, die door de architect A. Salm zijn eigen droompaleisje liet bouwen, waarbij plaatwerken van Loire-kastelen de motieven leverden. De Historische Gids bericht verder dat de deftige familie in de grachtenhuizen deze nieuwkomer niet accepteerden; blijkbaar vonden ze Nienhuys een parvenu, zoiets als de heer Kegge uit de Camera Obscura. Het voor hem gebouwde huis geeft daartoe ook alle aanleiding. Het is overvloedig gedetailleerd, en die in steen gehakte decoratie is zorgvuldig uitgevoerd, met al het ambachtelijke vakmanschap dat toen nog allerwegen beschikbaar was. Toch blijft het een parvenu-huis tussen de sobere waardigheid van de grachtengevels, waarvan alleen de bekroningen met beeldhouwwerk werden versierd. Een verdienste is dat het niet boven de buren uitsteekt, maar die verdienste jegens het stadsbeeld is tegelijkertijd het belangrijkste gebrek als gebouw op zichzelf. De stijl is immers van die van de grote léde-eeuwse kastelen, en daarmee vergeleken blijft een Amsterdamse grachtenhuis toch miniatuur-formaat.
Ook Herengracht 380-382 staat onder bescherming van de Monumentenwet, vermoedelijk meer als curiositeit dan als belangrijk onderdeel van de monumentale gevelwand tussen de Leidsegracht en de Huidenstraat. Het is en blijft een vreemde eend in de bijt, maar het doet de omgeving geen kwaad. In de binnenstad bestaan - en ontstaan steeds meer - gebouwen die dat wél doen. Het verhaal dat zij vertellen, getuigt noch van een geloofsovertuiging, zoals de Chinese Boeddhisten, noch van een architectonisch-maatschappelijk ideaal, zoals de Cineac van Duiker, noch zelfs van de naïeve pronkzucht van Nienhuys. Het getuigt in het bijzonder van onverschilligheid, zo niet vijandschap tegen het historische stadsbeeld. Om nog even bij het beeld van de vreemde en de vertrouwde eenden te blijven: het is het verhaal van de ratten die de stad kapot knagen.

Geurt Brinkgreve

(Uit: Binnenstad 162, februari 1997)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.