Het begrip "beschermd stads- en dorpsgezicht" is in de Nederlandse monumentenwetgeving opgenomen naar het voorbeeld van de "secteurs sauve gardés" van minister Malraux in Frankrijk. De gedachte is dat de instandhouding van het gebouwde culturele erfgoed onvoldoende wordt gewaarborgd door alleen de wettelijke bescherming van individuele gebouwen, omdat daarvan de belevingswaarde gevaar loopt door ingrijpende wijziging van de omgeving. De bescherming wordt zodoende uitgebreid tot de stedebouwkundige structuur (het "stedelijke weefsel"), de schaal, de algemene karakteristiek van vormgeving, kleur en materiaalgebruik van het als geheel waardevol geachte gebied. De werking van het beschermde stadsgezicht is indirect, namelijk door middel van op bescherming gerichte bestemmingsplannen, en de aanwijzingsprocedure is - onvermijdelijk - omslachtig. Het lag daarom voor de hand dat de rijksdienst het in 1960 in de Monumentenwet geïntroduceerde beleidsinstrument eerst heeft gehanteerd in kleine, overzichtelijke gebieden. In 1979 vond een herinventarisatie plaats; het toen vastgestelde programma bevatte 330 gebieden, waarvan 151 beschermd waren en 15 in procedure. Voor de gemeente Amsterdam worden enkele deel gebieden genoemd (Bethaniënbuurt, Durgerdam, Holysloot, Jordaan e.a.), maar niet de binnenstad als geheel, wat te motiveren was door de omvang en de gecompliceerdheid van het gebied. Toch kan niet worden ontkend dat de binnenstad als totaliteit van structuur en bebouwing niet alleen het belangrijkste cultuurmonument van Nederland vormt, maar tot de beperkte categorie "wereldmonumenten" behoort, van onvergelijkbaar grotere waarde dan beschermde dorpsgezichten als Broek in Waterland of Ransdorp, hoe waardevol die ook zijn. Het was dan ook rijkelijk laat dat op 12 september 1989 de minister van WVC het door de wet voorgeschreven advies van de gemeenteraad vroeg over het voorstel tot aanwijzing van Amsterdam binnen de Singelgracht tot beschermd stadsgezicht. De Monumentenwet stelt voor die advisering via Gedeputeerde Staten een termijn van zes maanden. Het advies had in maart 1990 in Haarlem moeten zijn.
Waarom is dat dan nog niet gebeurd? Ons land heeft vijf steden, elk met meer dan duizend door de wet beschermde monumenten: Amsterdam, Maastricht, Leiden, Utrecht en Haarlem. Behalve hier zijn de beschermde stadsgezichten na uitvoerige voorbereiding en overleg met de gemeentebesturen vastgesteld en ingeschreven. Ook van Amsterdam zijn de overige in de wet genoemde adviezen (van Gedeputeerde Staten, van de Rijksplanologische Commissie en van de Monumentenraad, tegenwoordig Raad voor Cultuurbeheer) al lang en breed binnen. Minister d'Ancona heeft al eens, in een onvriendelijke brief aan wethouder Genet over de Résidence Amstelveld, gedreigd het beschermde stadsgezicht ook zonder gemeentelijk advies te zullen vaststellen. Vanwaar dan de recalcitrante houding?
Eerst kwamen de bezwaren van de Dienst Ruimtelijke Ordening. Het vaststellen van gedetailleerde bestemmingsplannen met beschermende strekking voor een zo groot gebied is een enorm karwei. De rijksdienst toonde zich coulant - te coulant eigenlijk - door de vigerende, ten dele globale bestemmingsplannen als beschermend te accepteren. Wie nu de stadsvernieuwingsblokken in de Jordaan bekijkt, moet wel tot de conclusie komen dat daar van het te beschermen stadsgezicht weinig meer dan rooilijnen is overgebleven. Ook de Dienst Ruimtelijke Ordening steunt nu, evenals het Bureau Monumenten zorg, de aanwijzing. Alleen de Bouw- en Woningdienst en Herhuisvesting blijven tegen. In een brief van 10 januari '94 van wethouder Genet aan de Commissie voor Stadsvernieuwing en Monumentenzorg worden de bezwaren uitvoerig uiteengezet. Die zijn van tweeërlei aard. Ten eerste: de gemeente heeft er niets aan. De bestaande regelingen en bestemmingsplannen bieden genoeg bescherming, en - keuteliger kan het nauwelijks - de aanwijzing levert geen extra bijdrage van het rijk op. Ten tweede - en dat is een "politiek gevoelig"-argument - zouden goedkopere huurwoningen aan het risico van onredelijke huurverhogingen worden prijsgegeven, omdat het z.g. puntensysteem bij de huurvaststelling dan buiten werking wordt gesteld. Dat systeem geldt al niet voor beschermde monumenten; terecht omdat monumenten-woningen andere maten en andere kwaliteiten hebben dan doorsneehuurwoningen. De huurder van een monument is echter niet rechteloos, hij kan altijd een beroep doen op de onafhankelijke huurcommissie die de maximaal redelijke huur vaststelt in verhouding tot de investering van de eigenaar, die zijn eigen investering voor restauratie met betaalbewijzen moet aantonen, en de eventueel toegestane huurverhoging in jaartermijnen mag invoeren.
Diezelfde regeling geldt in beschermde stadsgezichten voor de niet-monumenten. Dat is al jaren het geval in het beschermde stadsgezicht Nieuwmarkt, en daar zijn geen klachten over bekend.
Ook in Maastricht, Haarlem, Leiden en Utrecht, waar toch ook veel oude woningen staan, heeft het beschermde stadsgezicht geen huurproblemen veroorzaakt. Waarom dan ineens wèl in de Amsterdamse binnenstad? Van de naar schatting 2200 woningen die risico zouden kunnen lopen, zijn er bovendien 970 eigendom van woningcorporaties, waar de strenge richtlijnen van het Ministerie van VROM gelden. Een curieuze bijkomstigheid is dat de gemeentelijke diensten die de bescherming van de goedkope huurwoningen als blokkade tegen het beschermde stadsgezicht opwerpen, onlangs door hun eigen slordigheid met de splitsingsvergunning hebben toegelaten dat een groot aantal van die woningen van de huur- naar de koopsector verschoven. Resultaat van de tegenstrijdige informatie was dat de raadscommissie het advies over het beschermde stadsgezicht opnieuw heeft uitgesteld.
Gedateerd 28 januari deed de voorzitter van het Amsterdam-overleg tussen de "oudheidkundige verenigingen" een dringend beroep op de raadscommissie om nu eindelijk te besluiten tot het instemmend advies aan de minister. Hij wees erop dat de bestaande regelingen geen beletsel zijn gebleken voor een reeks gebouwen en projecten, zoals Wagon Lits, Dam Centre, Résidence Amstelveld of de Kolk, die in brede kringen als een directe aantasting van het stadsbeeld worden ervaren. Instemming van de gemeenteraad zal allerwegen waardering oogsten. "Een afwijzend advies daarentegen zou als een negatieve indicatie beschouwd worden voor het standpunt van de gemeenteraad ten aanzien van het Monument Amsterdam".
Er is nu een nieuwe gemeenteraad. Dat kán een keerpunt zijn, zoals in 1970 ten aanzien van de Jordaan en in 1974 ten aanzien van de Nieuwmarktbuurt, waar tenminste het historische stratenpatroon werd terugveroverd op de plannenmakers van ambtelijke en particuliere zijde die het historische Amsterdam hap na hap willen vervangen door hun eigen bedenksels.
Geurt Brinkgreve
(Uit: Binnenstad 145, april 1994)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.