Tekening van Gerard Prins van de Oudeschans met ingetekend het 'zinkend schip' in het Oosterdok. |
Het aplomb, waarmee het project op 7 april 1994 werd
gepresenteerd, was indrukwekkend. Minister Andriessen, staatssecretaris Cohen, gedeputeerde Lagrand,
wethouder Jonker, VNO-secretaris Van Gelder en als klap op de vuurpijl architect Piano
hoogstpersoonlijk. Wie de documentatiemap met toespraken nog eens doorbladert moet er wel van overtuigd raken
dat de toekomst van ons land afhankelijk is van méér en knappere techneuten. Alleen zij brengen
welvaart, werkgelegenheid en vooruitgang, anders blijven we achter bij Amerika, Japan en opkomende
landen, waar de mensen harder studeren en werken. In vele toonaarden werd die boodschap verkondigd.
Wij achten ons niet competent om de hoogmogenden te weerspreken, al blijft er twijfel aan de
technische en economische vooruitgang als alleen-zaligmakend levensdoel.
Eén vraag werd niet gesteld, toegelicht of beantwoord: waarom moet het - ongetwijfeld knap
bedachte - bouwsel van Renzo Piano juist daar in het Oosterdok komen? Waarom niet een eindje
verderweg in het IJ, als onderdeel van de in gang zijnde stedebouwkundige vernieuwing van het voormalige
oostelijk havengebied?
Géén van de sprekers heeft zich afgevraagd, of het Oosterdok enige stedebouwkundige waarde
vertegenwoordigt die misschien geschaad zou kunnen worden door een zo massaal en opvallend gebouw.
In de brief van het Amsterdam-overleg aan de Gemeenteraad van 26 mei '92 staat: "In vele prenten en
schilderijen is vastgelegd, hoe indrukwekkend het profiel van het Amsterdamse waterfront is geweest
vóór de aanleg van het Centraal Station en de spoordijken... Van dit weergaloze stadsbeeld is nog één
fragment over: het Oosterdok, omrand door het Scheepvaartmuseum en de huizen van de Prins
Hendrikkade... Wanneer men een voorbeeld zoekt van wat de woorden "grootsheid", "allure" of zelfs
"topkwaliteit" werkelijk betekenen, dan kan het antwoord zijn: zie het Oosterdok, zoals het nu nog is".
Het antwoord van Burgemeester en Wethouders kwam anderhalf jaar later, op 28 januari 1994: "Naar
aanleiding van uw opmerkingen over het Oosterdok erkennen wij dat de verhouding land-water een
belangrijk kenmerk is van het gehele plangebied. De beleving van het IJ en van andere grote
wateroppervlakken is een belangrijke factor bij de inrichting van de openbare ruimte. Eén van de
uitgangspunten uit het concept-bestemmingsplan is om in alle deelgebieden zichten op het water en
doorzichten naar het water te openen".
Wie goed wil beseffen, wat die gerustellende woorden zouden moeten betekenen, kan van de Sint
Antoniesluis noordwaarts kijken, over de brede Oudeschans, langs de Montelbaanstoren, naar het
Oosterdok; inderdaad Amsterdam op zijn mooist. Vandaar de voorplaat van dit nummer "Binnenstad".
Namens het Amsterdam-overleg heeft de Bond Heemschut bezwaar gemaakt tegen het
ontwerp-bestemmingsplan dat de rechtsbasis moet geven aan het bouwplan. Daarop is een brief gevolgd van het
Amsterdam-overleg aan de Gemeenteraad, waarin wordt gevraagd, eerst een model op ware grootte ter
plaatse te laten maken, zodat de burgerij zich een beeld kan vormen van het ruimtelijke effect. Zo'n
model kan van steigermateriaal en ondoorzichtig bouwplastic worden vervaardigd. Gedateerd 11 mei 1994
diende onze vereniging, wederom namens de samenwerkende verenigingen een bezwaarschrift in
tegen de ter visie gelegde bouwaanvraag. De discussie is nog niet afgelopen.
Geurt Brinkgreve
(Uit: Binnenstad 146, juni 1994)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.