Vernieuwing of vernieling

Pleitbezorgers van projecten als De Kolk, de Vendex driehoek en zo meer komen altijd met de bewering dat bezwaarmakers geen oog hebben voor de noodzakelijke vernieuwing van de binnenstad. Vernieuwing moet, vernieuwing betekent vooruitgang en welvaart. Niet willen vernieuwen is stilstand, achteruitgang, Madurodam-sfeer.

De vraag is alleen, wat men onder het woord vernieuwing verstaat.

Voor de afdeling Stadsontwikkeling die internationale erkenning verwierf met het Algemeen Uitbreidingsplan en, daarmee samenhangend een schema verkeersverbeteringen in de binnenstad opstelde, was die bedoeling duidelijk. De lijn werd doorgezet in de wederopbouwplannen van 1953 - Weesperstraat, Jodenbreestraat, Nieuwmarkt en verder - en nog eens opgevat in het saneringsvoorstel-Jordaan van 1969-1970. Aan al die plannen lag de overtuiging ten grondslag dat het wegennet van de binnenstad moest worden verruimd, en dat de functie verder zou verschuiven van wonen naar werken.

Als er dan onder politieke druk in sommige wijken meer woonbestemming moest blijven, zoals in de Jordaan, dan in ieder geval na een drastische herziening van het stratenpatroon. Dat idee van hoe het worden zou, was aanvechtbaar, maar een toekomstbeeld was het wel; alleen zó kon de vernieuwde binnenstad in leven blijven. Voor de vernieuwing zouden verouderde, feitelijk onbruikbaar geworden huizen moeten verdwijnen, jammer misschien, maar waar gehakt wordt vallen spaanders, en geen omelet zonder gebroken eieren.

Vóór 1940 was tegen de bovengeschetste denktrant weinig verweer mogelijk, er bestond immers geen alternatief. Dat bestaat nu wel. Het begon na de instelling van het Bureau Monumentenzorg in 1953 op kleine schaal aan de Zandhoek, en het is uitgegroeid tot een andere methode van vernieuwing; niet door vervanging van het bestaande, maar door herstel, aanvulling en herbestemming van panden die hun oorspronkelijke functie hadden verloren.

De vernieuwing is zichtbaar in duizenden gerestaureerde en opnieuw bewoonde monumenten of beeldbepalende panden, in grote complexen als het Historisch Museum, het Blaeu Erf, het Entrepotdok, een reeks hofjes, de Oranje Nassau Kazerne, Magna Plaza en kerken die niet meer of nog maar in beperkte mate een religieuze bestemming hebben.

Al die bouwkundige en functionele vernieuwingen samen hebben de boven de waarde van de afzonderlijke gebouwen uitstijgende betekenis van het geheel versterkt en weer tot gelding gebracht. Het vernieuwingsproces van de binnenstad in haar eigen schaal en structuur is geen droombeeld meer, het is een feit, en voor zover het nog niet is voltooid, blijft de mogelijkheid open als een taak die moet worden voortgezet.

Voortgaan in de richting die vóór 1940 onvermijdelijk leek, kan daarom niet meer gelden als noodzakelijke vernieuwing. Het is vernieling geworden, gericht op korte termijn-winst ten koste van duurzame cultuurwaarden en bruikbaarheid. Zinloos, zoals de laatste bombardementen op Dresden en Würzburg in het voorjaar 1945.

Geurt Brinkgreve

(Uit: Binnenstad 145, april 1994)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.