Het gaat om de huizen die er staan, de mensen die er wonen, de winkels waar zij boodschappen doen. Niet minder
waar is dat de stadsvernieuwingsoperatie juist in de Pijp, een stadsdeel dat een eeuw geleden door
speculatiebouw ontstond zonder bestemmings- of uitbreidingsplan, behalve nieuwe woningen ook
stedebouwkundige verbeteringen heeft aangebracht, zoals dwarsverbindingen tussen te lange straten.
Er zijn (of waren) natuurlijk panden, zelfs halve of hele bouwblokken, waar de keuze tussen opknappen
of vervangen, beantwoord wordt door de bouwkundige toestand. Toen de Pijp werd gebouwd bestond
er nog geen Bouw- en Woningtoezicht. Er is geknoeid met de funderingen, er is bezuinigd op de
maten en de kwaliteit van de balklagen, voor binnenwanden was "Brabants werk" gangbaar (gips op
rietmatten aan dunne stijltjes), en generaties lang achterstallig onderhoud en slordige bewoning
kunnen ook een solide huis ruïneren. Dergelijke gevallen zijn inmiddels grotendeels in de puinbak afgevoerd
en door nieuwe woningwetwoningen vervangen.
Eigenlijk is het merkwaardig dat een zo groot deel van de laat-19de-eeuwse bebouwing er nog redelijk
bijstaat, en dan is er wél sprake van een keuze. De honderd jaar oude blokken bevatten een
onvervangbare voorraad goedkope woningen, die weliswaar niet beantwoorden aan de huidige normen van de
Woningwet, maar bepaald niet onbewoonbaar zijn en niet op instorten staan. Met alle subsidies,
garanties en premies van het rijk en de gemeente lukt het niet om nieuwe woningen met hetzelfde huurniveau
te bouwen. Voor degenen die niet méér kunnen of willen betalen dan de gangbare huur van de
niet-gerenoveerde woningen, zonder centrale verwarming en zonder moderne badkamer- en
keukenvoorzieningen, is die oude voorraad onmisbaar. Bovendien heeft de buurt in honderd jaar een eigen sfeer
verworven, een doorleefdheid en een variatie van bewoning en bedrijvigheid, die nog niet bestond, toen
alles nieuw was. Er zijn, kortom, stevige argumenten voor de keuze: opknappen en niet verder slopen.
Veel mensen houden van de Pijp, zoals de buurt nu nog is. Wat in de discussie gewoonlijk niet boven
tafel komt, is dat achter het officiële beleidsargument "belang van de volkshuisvesting", krachtige
eigenbelangen schuilgaan: van de aannemers die liever een blok bouwen dan opknapklusjes uitvoeren, van
architecten die graag een eigen ontwerp realiseren, en vooral van het ambtelijk apparaat dat, samen met
de woningcorporaties, zijn bestaansrecht ontleent aan de produktie en het beheer van
woningwetwoningen, ook al worden deze onbetaalbaar voor degenen, voor wie de woningen zijn bedoeld. Dit
laatstgenoemde eigenbelang leidt tot een eigenaardige begripsvernauwing, alsof er maar twee categorieën
woningen zouden bestaan: de "sociale sector", die volgens de voorschriften op erfpachtsgrond door de
overheid wordt geregeld, en "de markt" en dat zijn dan de projectontwikkelaars die dure appartementen
bouwen. De eind-19de-eeuwse wijken, de Pijp, Oud-West en de Oosterparkbuurt, zijn grotendeels
particulier eigendom op eigen grond. De keuze voor opknappen in plaats van slopen en vervangen houdt in
dat het nog beschikbare stadsvernieuwingsbudget niet meer wordt aangewend om het gemeentebezit
en de ambtelijke invloed uit te breiden, maar om particuliere eigenaren aan te moedigen tot beter
onderhoud en betaalbare verbeteringen, en dat dilemma doet denken aan een smeulende veenbrand.
Geurt Brinkgreve
(Uit: Binnenstad 140, juni 1993)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.