Begrippen als beschermd stadsgezicht vinden steeds ruimere toepassing in de praktijk. Niet primair het
individuele monument, maar veeleer het "concept", het stadsgezicht als totaal, wordt
beschermenswaardig geacht. De status van het beschermd stadsgezicht biedt de mogelijkheid nieuwe
stedebouwkundige ingrepen te controleren, te sturen en eventueel te verbieden. Een doorbraak Weesperstraat of
Jodenbreestraat zou vandaag de dag niet meer te rechtvaardigen zijn.
Eén van de uitgangspunten die tot de totstandkoming van zoiets als een beschermd stadsgezicht
leidde, was de notie dat monumenten onderdeel van een groter geheel zijn en dus niet op zichzelf staan.
In Duitsland hebben de bombardementen van de Tweede Wereldoorlog grote delen van de
historische stadscentra in as gelegd en geredde monumenten tot "Fremdkörper" in hun eigen stad gemaakt.
Deze situatie komt gelukkig nauwelijks voor in Nederland en het zou fijn zijn, indien dat zo zou
blijven. Het beschermd stadsgezicht moet dan ook in de eerste plaats worden gezien als een waardevolle
aanvulling op het arsenaal aan wetten en maatregelen dat de monumentenbeschermers reeds ten
dienste staat.
Ondanks het feit dat het momenteel bestaande wettelijk kader ten aanzien van de bescherming van
monumenten de wakers van het materiële verleden van Nederland tevreden kan en zelfs moet stellen,
zal één enkel feit ervoor zorgen dat waakzaamheid echter ten allen tijde geboden blijft. Ik doel op de in
Nederland heersende mentaliteit ten aanzien van het verleden in het algemeen en monumenten in het
bijzonder. Het is "de mentaliteit van het zwak ontwikkeld historisch besef". Weer toegespitst op de
monumentenzorg kan een veelgehoorde kreet als "de stad is geen museum" als teken aan de wand
gelden; het is het adagium van de projectontwikkelaar die zijn zin niet krijgt om met weer een
spiegelpaleis de stad te tonen, hoe lelijk zij wel geworden is. Maar ook in monumentenkringen kent het zijn
aanhangers. Het is triest te moeten constateren, hoe sterk en wijd verbreid het idee is dat vooruitgang en
fysieke vernieuwing een tweeëenheid vormen. Met dit in het achterhoofd, heeft "het beschermd
stadsgezicht" op een bepaald punt juridische implicaties die averechts kunnen werken, althans voor de
monumentenzorgers. Bij het beschermd stadsgezicht wordt de huidige stedebouwkundige en
architectonische situatie als uitgangspunt genomen. Dat is nog wel gunstig voor zover het de grachtengordel
betreft; immers, sinds de aanleg is in ieder geval de stedebouwkundige structuur niet noemenswaardig
veranderd. Maar nu neme men de Weesperstraat of zelfs de Egelantiersstraat. De referentiepunten uit
het vooroorlogse(!) verleden zijn met een vergrootglas te zoeken, dus redeneert men met de mentaliteit
van de cultuurbarbaar: wat heeft het dan nog voor zin om dat weinige dat over is nog te bewaren?
Daar komt het verschil met bij voorbeeld de mentaliteit die in een land als Italië heerst om de hoek
kijken. Om het verschil met Italië te tonen behoeft slechts verwezen te worden naar een artikel in
nummer 133 van 'Binnenstad', waarin te lezen valt dat in Florence vrijheidsstraffen zijn uitgesproken tegen
corrupte ambtenaren en gemeentebestuurders. Dezen hadden het oude plaveisel na het opbreken
van de Piazza della Signorina - voor grondwerkzaamheden - aan de hoogste bieder verkocht,
hoewel het in de bedoeling lag dezelfde stenen opnieuw voor de bestrating van het plein te gebruiken.
De schande die in Italië over deze actie van de verantwoordelijke autoriteiten gesproken werd, is voor
Nederlandse begrippen ongekend. In Italië wordt het verleden gevoeld en niet als iets hinderlijks
ervaren.
Nu komt het in Italië al weinig voor dat monumenten, zoals in Duitsland, geïsoleerd zijn komen te
staan. Maar daar waar dat het geval is, wordt de grootste omzichtigheid betracht met hetgeen nog
rest. Het komt in de Italiaanse geest niet op om iets vertrouwds, iets ouds, iets dat derhalve een meer
dan expliciete waarde heeft maar weg te doen, omdat de later(!) gecreëerde context dit zou
"gebieden". Het nieuwere heeft zich maar te voegen naar het oudere.
Het valt niet te ontkennen dat hier te lande ondanks alles consciëntieus met de bepalingen uit de
Monumentenwet wordt omgesprongen.
Maar omdat het wettelijk kader te veel de defensieve houding van de opstellers weerspiegelt en te
weinig de betrokkenheid van een groot deel van de bevolking bij de zaak toont, zijn de randgebieden
van de wet - daar waar interpretatie mogelijk is - continu aan aanvallen van projectontwikkelaars en -
niet te vergeten - politici blootgesteld. Dit laatste is in Italië als consequentie van de heersende
mentaliteit een vrijwel onbekend fenomeen. En daarom heeft men in Italië geen strenge monumentenwet
nodig of zelfs een term als "beschermd stadsgezicht". De monumenten en het stadsgezicht
beschermen zichzelf wel.
Jean-Luc Luijs
(Uit: Binnenstad 140, juni 1993)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.