![]() |
Maarten Kloos |
Hij studeerde in '76 af in Delft bij architect Carel Weeber met een 'alles omvattend' project, dat
hij achteraf vooral ziet als een uiting van onwil om zich te beperken tot één aspect van het vak. En zo
werd de docent, publicist, organisator, coördinator Maarten Kloos geboren.
Toen minister Brinkman in 1984 het Architectuurmuseum aan Rotterdam cadeau gaf en het beroofde
Amsterdam op zijn achterste benen stond, was Maartens reactie: verzet helpt niet, ophouden met
zeuren en proberen het rendement van Amsterdam te verhogen. Zo ontstond in 1986 ARCAM (Stichting
Architectuur Centrum Amsterdam) met Maarten Kloos als directeur. Zijn eerste doel was enige orde
te scheppen in het volkomen solistisch en ongecoördineerd verlopende architectuurdebat van de
hoofdstad.
Ongeveer 120 informanten worden jaarlijks vijfmaal opgebeld met de vraag waarmee ze bezig zijn. Het
resultaat is te vinden in het periodiek verschijnende ARCAM nieuws, dat inderdaad allesomvattend
mag worden genoemd en dat de burger een beeld geeft van een vlijtig bouwende, luisterende en
discussiërende stad. ARCAM stimuleert discussies, organiseert exposities en heeft een begin gemaakt
met de uitgave van ARCAM pockets.
Terwijl de stad bezig is te bekomen van de renovatie van het Damrak, haalt ARCAM kenners en
liefhebbers bij elkaar om alvast te praten over het Rokin, want dat komt ook aan de beurt. Langzamerhand
wordt het regel dat het stedelijk debat, wat de kwaliteit van de gebouwde omgeving betreft, zich via de
bedrijvige ARCAM voltrekt.
Maar het ging over kwaliteit. Heeft de roofoverval van Brinkman de eertijds leidinggevende hoofdstad
definitief op achterstand gezet of is er sprake van een nieuw elan?
Als directeur van ARCAM loopt Maarten Kloos niet met zijn persoonlijke meningen te koop, maar wie
ARCAM nieuws volgt ontdekt weleens een scherp gepunt commentaartje van zijn hand. Hoewel
Amsterdam, wat de woningbouw betreft, een naam te verliezen heeft, beklaagde zich de jury van de
stedelijke Merkelbach-prijs de laatste jaren over het magere aanbod. De volgende jury krijgt het
moeilijker, zegt Maarten Kloos, want de laatste tijd gaat het veel beter. Hij is gelukkig met de recente bekroning
(1991) van de combinatie van Lafour & Wijk (woningen Realengracht/Vierwindenstraat). Werk van
internationaal formaat, vindt hij. ARCAM heeft een pocket aan hun werk gewijd. Alle pockets van
ARCAM zijn engelstalig, want de ervaring leert dat men van Berlijn tot New York op de hoogte wil blijven.
![]() |
Woningen aan de Realengracht. |
Omdat hij wel kon vermoeden, dat 'Binnenstad' belangstelling zou hebben voor zijn persoonlijke
voorkeuren wat de nieuwbouw betreft, heeft hij een aantal namen genoteerd.
Hij noemt het nieuwe kantoorgebouw van J. van Heeswijk, Stadhouderskade 84 naast het
VNU-kantoor van Mart Stam, en, niet ver er vandaan, het kantoor-paviljoen van Theo Bosch
(Stadhouderskade op de plaats van het voormalige Van Nispenhuis). Dan de verbouwing van de voormalige
Cavaleriekazerne tot Rijksacademie voor Beeldende Kunst door Koen van Velsen (Sarphatistraat).
Wat beslist de aandacht zal trekken is de nieuwbouw door de Belgische architect Charles
Vandenhove aan de Bilderdijkstraat op de plaats van het voormalige Liefde-complex. Hoewel hij zijn
aarzelingen heeft, verwacht hij wel dat het een karakteristieke plek zal worden. Het KNSM-eiland belooft een
verzamelplaats te worden van ongewone bouwvormen. Buitenlandse architecten van naam zijn er aan
het werk gezet. Maarten Kloos is nieuwsgierig wat Jo Coenen gaat doen met het meest opvallende
complex: het grote ringgebouw dat op de kop zal verrijzen. Hij noemt meer namen van architecten, wier
werk hij aandachtig volgt: R. Uytenhaak (Droogbak, Conradstraat) die nu voor de moeilijke taak is
gesteld woningbouw te realiseren aan de drukke Weesperstraat en Duinker & Van der Torre
(Wagenaarstraat).
De Larmagtoren. Ach, zegt hij, wat Sloterdijk betreft, valt er best over hoogbouw te praten, maar eerst
moet het mes van tafel. De besluitvorming onder de druk van de financiële risico's is beneden ieder peil.
Maar anderzijds is er geen reden voor ongenuanceerde angst voor hoogbouw. Kijk naar de nieuwe
Weena in Rotterdam, dat is toch prachtig?
Maarten Kloos oppert de vele mogelijkheden om een stad in deze tijd te beleven: als voetganger,
fietser, automobilist, treinreiziger, buspassagier en vanuit een vliegtuig. Eigenlijk zou architectuur op elke
benadering een antwoord moeten geven.
Of zo'n veeleisend program nog realiseerbaar is, kan mooi in een komende discussie aan de orde worden
gesteld. Wat hij bedoelt te zeggen is, dat een stad aan zoveel verlangens moet voldoen. Meestal bouwt
men aan heel specifieke en uiteenlopende plekken in het systeem van de stad, maar daarbij moet toch
vooropstaan een duidelijk idee over de stad als geheel. Waar verdient klein de voorkeur en waar
groot? Amsterdam heeft voor beide aspecten de ruimte. Het gaat om dosering. Met een duidelijk
begrip voor centrum en periferie. Waar komt woningbouw en waar komen kantoren, welke
plekken moeten rustig zijn en waar verdient grootstedelijke allure de voorkeur? Wat moet beslist open
worden gehouden en waar is verdichting gewenst?
Concreet: het Museumplein wil hij het liefst zo open mogelijk houden. Hetzelfde geldt voor het
Binnengasthuisterrein, waar de Kinderkliniek is gesloopt om plaats te maken voor een gebouw naar ontwerp
van Theo Bosch. Maar het gat onthult de kans voor een prachtig pleintje. De nieuwe opgave zou moeten
luiden: maak van dat gat een heel mooi pleintje. Hou ook het Rokin zo open mogelijk en verwijder de
rommelgebouwtjes, die de allure aantasten.
Verdichting begeert hij echter rond het Mr. Visserplein. Daar is kans op stedelijke allure. Het
omstreden ontwerp van Wiel Arets voor het grote hogeschoolcomplex vindt hij een uitdaging, een enorme
injectie voor deze vormeloze buurt.
Wat valt er te zeggen over het nieuwe Casino-complex?
Het gebouw kan Maarten Kloos best waarderen, maar de versmalling van de Singelgracht stuit bij
hem op grote bezwaren. Wat een benauwdheid, net een slootje.
Hij heeft ook zorgen over het veelbesproken IJ-oever-project. Het wordt teveel als een geïsoleerd
fenomeen opgevat en de inpassing van zo'n formidabel werk in het geheel van de stad komt nauwelijks
aan de orde. Daarom vindt hij de term IJ-as verwerpelijk. De benadrukking van het west-oost karakter
van de as verwaarloost geheel het karakter van de stad. In feite is er sprake van ontwikkeling van
stadsdelen naar het IJ, waarbij elke aansluiting geheel andere eisen stelt in de afweging van
openheid en verdichting.
Geen IJ-as dus, maar integratie, onderdeel voor onderdeel, in het aansluitende stadsgebied. Enige
verdichting bij het Centraal Station acht hij best mogelijk wegens het economische belang van dit
bedreigde gebied, maar wat wordt daar slordig en lichtzinnig met het water omgesprongen. Men zou
die relatie moeten koesteren in plaats van verwaarlozen. Slordigheid, gemakzucht, gebrek aan creatief
vermogen.
Waarom heeft niemand overwogen, bij de bouw van Stadhuis-Muziektheater de schitterende bocht in de
Amstel in ere te herstellen? Amsterdam schijnt geen raad te weten met het elementaire karakter als
waterstad.
Met een zekere regelmaat duiken suggesties op om gedempte grachten, vooral in de Jordaan, weer uit te
graven en hun oorspronkelijke aantrekkelijkheid terug te geven.
Maarten Kloos aarzelt. Sommige grachten hebben in gedempte staat een eigen karakter ontwikkeld.
Denk aan de Westerstraat met haar drukke markt. Hij denkt eerder aan de Elandsgracht.
Hoe ook het stedelijke debat over de openbare ruimte en de gebouwde omgeving zich verder zal
ontwikkelen, het heeft de hoofdstad nooit aan belangstellende burgers en suggesties ontbroken. In de
ARCAM pocket 'Architecture Now' komt een stoet binnen- en buitenlandse architecten aan het woord
over het vak, over deze tijd en soms ook over Amsterdam. Ik citeer er een. Carel Weeber.
"Amsterdam", roept hij, "geef het licht weer eens een kans in je binnenstad; verplaats (desnoods tijdelijk) de
bomen van de grachten naar het platteland, waar ze thuishoren en de auto's naar de rand van de stad".
Aan het slot van het gesprek spreiden we in het welgelegen ARCAM centrum tegenover de ingang van
het nieuwe stadhuis de nieuwe Architectuurkaart van Amsterdam op tafel. De jubileumuitgave ter ere
van het eerste lustrum. Een ambitieus werkstuk dat de opmerkelijkste gebouwen van de hele stad
vermeldt en tegelijk summier de hele bouwgeschiedenis van Amsterdam samenvat.
Zo'n eigenzinnige keurmeester als Donals Olsen zei onlangs, na een bezoek aan de stad: "De
Amsterdammers hebben door de eeuwen heen met een bewonderenswaardige eigenzinnigheid het
bijzondere van hun stad weten vast te houden en daar gaan ze tot de dag van vandaag mee door. Dat is een
prestatie waar we hen eeuwig dankbaar voor kunnen zijn, want zo langzamerhand bewaken ze zo een
schatkamer voor heel Europa".
Ja, de monumentenzorg gaat in het algemeen vrij goed, zegt Maarten, maar er is dan ook hard voor
gevochten. Het moeilijkste was het kiezen van hoogtepunten aan de grachten voor de architectuurkaart.
Vreselijke dilemma's. We staan open voor kritiek en suggesties, zegt hij royaal.
Ben Kroon
(Uit: Binnenstad 132, februari 1992)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.