De Jan Roodenpoortstoren

Gezicht op de Janroodenpoortstoren
uit de Atlas van Fouquet
Prachtig moet hij geweest zijn: de Jan Roodenpoortstoren op de Torensluis, van verre zichtbaar in de stad en vanaf het IJ. Een middeleeuwse vestingtoren, net als de Montelbaans, door Hendrick de Keyser verhoogd en bekroond met een sierlijke lantaarn.

In 1829 werd de toren afgebroken, omdat er enkele stijlen in de houten bovenbouw verrot waren en omdat het uurwerk niet meer zo nodig was, aangezien vele burgers toen een zakhorloge bezaten. Laten wij niet té hard oordelen over de schrielheid van het toenmalige stadsbestuur: Amsterdam was toen werkelijk straatarm. De in 1820 overleden stadsarchitect Abraham van der Hart had al eerder gewaarschuwd: "dat de stad nadeel lijdt door het verwaarlozen haarer eigen werken, waarvan reeds sommige derzelver door ophouding en gedurige uitstelling totaal komen te vervallen terwijl andere al meer en meer inreparabel worden omdat het dagelijks nodige niet intijds kon worden voorzien".

Opmeting van de plattegronden van de verdiepingen van de Jan Roodenpoortstoren door stadsbouwmeester Abraham van der Hart, 1813. Tekening, 800 x 560 mm. Gemeentearchief Amsterdam, collectie bouwtekeningen.

Toen Van der Hart op 73-jarige leeftijd nog in functie overleed bevond zich onder zijn nagelaten papieren een nauwkeurige opmetingstekening van de Jan Roodenpoortstoren. In de jaren 1959- 1962 moest de Torensluis die in 1648 naar ontwerp van Jan Adriaansz Leeghwater langs en voor de toren was gebouwd, worden gerestaureerd; een van de eerste toepassingen van het systeem betonsegment-funderingspalen. Bij het onderzoek ter plaatse bleek de torenvoet nog compleet in goede staat aanwezig te zijn. De gegevens van het blootgelegde metselwerk konden worden aangevuld met de opmeting van Van der Hart uit 1819 en met het ontwerp van Hendrick de Keyser uit 1616. Zo was het Bureau Monumentenzorg in staat een exacte reconstructietekening te maken: zó heeft de Jan Roodenpoortstoren er uit gezien, en precies zo kan hij op de bestaande voet worden herbouwd. In Ons Amsterdam van oktober 1961 publiceerde ir. R. Meischke een grondig gedocumenteerd pleidooi voor herbouw. In haar jaarverslag 1961 ondersteunde de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg deze gedachte als architectuurhistorisch verantwoord en stedebouwkundig van grote waarde.

Het is er toen niet van gekomen, maar de mogelijkheid dat de monumentale toren op dat markante punt in het stadsbeeld zou kunnen terugkomen bleef de gemoederen bezighouden. In 1975 vielen twee jubilea: het 700-jarig bestaan van Amsterdam en het 100-jarig bestaan van de Rijksmonumentenzorg, samen met het Europese Monumentenjaar. Er moesten 'pilot projects' gepresenteerd worden. Een stichting Jan Roodenpoortstoren werd opgericht door vooraanstaande personen uit het bedrijfsleven die een aanzienlijk bedrag toezegden voor de herbouw, mits de gemeente het werk normaal zou subsidiëren. Na lange aarzeling trok het gemeentebestuur zijn aanvankelijke toezegging weer in. Burgemeester en Wethouders durfden het niet aan. Waarom, is onduidelijk, waarschijnlijk uit angst voor de profeten van het 'eigentijdse accent'. Zo ging een unieke kans verloren. De bouwtekeningen liggen echter nog altijd klaar voor uitvoering, en onder de Torensluis die in september ter gelegenheid van de Open Monumentendag de Amsterdamse verenigingen op dit gebied ruimte zal bieden voor hun kramen, wacht de oude torenvoet op een nieuw initiatief.

Geurt Brinkgreve

(Uit: Binnenstad 120, april 1990)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.