De 'intocht' van Sinterklaas in Amsterdam

Het is alweer december en zoals elk jaar staat Amsterdam weer volop in het teken van kerst en het Amsterdam Light Festival. Inmiddels is er ook een andere jaarlijkse traditie langsgekomen: de intocht van Sinterklaas. Hoewel het Sinterklaasfeest tegenwoordig enigszins ondergesneeuwd dreigt te raken, is Sint Nicolaas al meer dan 700 jaar met Amsterdam verbonden. Die relatie is niet altijd vlekkeloos verlopen, maar onze stad heeft ook veel bijgedragen aan het in stand houden van een mooie traditie.
Sint Nicolaas in gewelfschotel in de zuiderzijbeuk voor de Lysbeth Gavenkapel (foto: Wim Ruigrok)

Nicolaas werd geboren rond het jaar 300 in de Lycische stad Patara, in het zuidwesten van Klein-Azië. Na een bedevaartstocht naar Egypte en Palestina werd hij al snel de bisschop van de stad Myra, zo’n zestig kilometer van zijn geboorteplaats. Het moet een eervolle benoeming geweest zijn, omdat zowel de apostel Paulus als de evangelist Lucas in het jaar 59 de stad hebben aangedaan om over te stappen op een ander schip. Toen de Romeinse keizer Diocletianus in 303 een bloedige christenvervolging ontketende, werd Nicolaas in de gevangenis geworpen. Het tij zou echter keren. Onder Constantijn, toen nog medekeizer naast Licinius, werd in 313 het Edict van Milaan uitgevaardigd en was het christendom niet langer verboden. Nicolaas werd vrijgelaten uit gevangenschap, zo gaat het verhaal.

Over het leven van Sint Nicolaas zijn maar weinig bronnen bewaard gebleven. De eerste is afkomstig van Michael de Archimandriet, die leefde van 814 tot 842 – grofweg een half millennium na diens dood. Daarnaast is er een belangrijke bron afkomstig van Simeon Metaphrastes uit de tweede helft van de tiende eeuw. De eerste bron handelt uitsluitend over de heilige Nicolaas en is de meest uitgebreide, de tweede behandelt het leven van Nicolaas naast dat van een aantal andere heiligen. Een eerdere bron is helaas al lang geleden verloren gegaan. In zijn werk De statu animarum post mortem uit ongeveer 583 betoogt Eustratius van Constantinopel dat de zielen van overledenen voortleven na de dood. Hij verwijst daarbij naar een wonder dat verricht is door de heilige Nicolaas en geeft als bron hiervoor een verloren gegane hagiografie.

Belangrijker voor de bekendheid van Sint Nicolaas was waarschijnlijk de Historia die Reginold van Eichstätt over hem schreef. Reginold was een buitengewoon begenadigd dichter, musicus, geleerde en redenaar. Speciaal voor de feestdag van Sint Nicolaas componeerde hij een Sint-Nicolaasofficie. Deze compositie leverde hem een benoeming als bisschop op door niemand minder dan keizer Otto I, keizer van het heilige Roomse rijk van 962 tot 973. Dit werk vormde het begin van de populariteit van Sint Nicolaas in het westen van het voormalige Romeinse rijk. (1)

Sint Nicolaas komt naar Nederland

Al vrij vroeg doet Sint Nicolaas zijn intrede in Nederland. Nadat in de achtste eeuw keizer Karel de Grote op een heuvel in Nijmegen een palts liet bouwen, verscheen op dat zogeheten Valkhof aan het einde van de tiende eeuw een kapel gewijd aan de heilige Nicolaas. (2) De kapel zou in 996 gebouwd zijn onder keizer Otto III voor diens moeder keizerin Theophanu, een van origine Byzantijnse prinses (hoewel sommige geleerden de kapel pas rond 1030 dateren). Na het overlijden van haar man Otto II in 983 regeerde zij acht jaar het Heilige Roomse Rijk totdat zij in 991 overleed. Haar schoonmoeder nam vervolgens het bestuur van het rijk over tot Otto III oud genoeg was om de heerschappij op zich te nemen. Reeds in zijn eerste regeringsjaar zou de Sint-Nicolaaskapel verrezen zijn. In 1087 vond er een gebeurtenis plaats, die Sint Nicolaas in het westen nog veel meer bekendheid zou geven. Nadat zijn graf was veroverd door de Arabieren en vervolgens in handen was gevallen van de Turken, vertrok vanuit het Italiaanse Bari een expeditie van zeelui die de overblijfselen van de heilige veilig wilden stellen en mee naar huis brachten. Bari, vanaf dan ook Portus sancti Nicholai, werd een bedevaartsplaats en een belangrijke doorvoerhaven naar Constantinopel en Jeruzalem. Met de Eerste Kruistocht (1096), en alle daaropvolgende, zou de verering van Sint Nicolaas over het gehele westen verspreid raken. In de twaalfde eeuw ontstond het fenomeen van de Nicolaasspelen: op muziek gestelde toneelstukken, die in de kerk werden uitgevoerd.

Ze moeten erg geliefd zijn geweest en hebben er waarschijnlijk mede voor gezorgd dat Sint Nicolaas de beschermheilige werd van scholieren en studenten. Vooral de universiteit in Parijs heeft hierin een sleutelrol gespeeld. Vanwege het internationale belang van de universiteit werden de Nicolaasspelen door studenten mee teruggenomen naar hun land van herkomst. De voor de Nederlanden belangrijke bisschopsstad Utrecht kreeg in de twaalfde eeuw een tweede parochiekerk, die aan onze heilige werd gewijd: de Nicolaïkerk.

Sint Nicolaas in Amsterdam

Loterijprent van de Oude Kerk uit 1558 voor een loterij ten bate van de verhoging van het koor

Amsterdam, dat onder het bisdom Utrecht viel stond onder bescherming van Gijsbrecht IV van Amstel. Nadat Gijsbrecht werd gestraft voor zijn deelname aan het complot tegen Floris V, verloor Amsterdam haar heer. De zoon van Gijsbrecht, Jan I van Amstel, heeft nog even kortstondig Amsterdam onder zijn hoede genomen, maar na het beleg van Amsterdam (1303-1304) moest ook hij het veld ruimen. Vrijwel onmiddellijk nadat Amsterdam haar wereldse heer had verloren kreeg zij echter een nieuwe ‘beschermheer’: in 1306 ontving Amsterdam stadsrechten van Gwijde van Avesnes, bisschop van Utrecht. Sint Nicolaas werd de beschermheilige van de stad en de vanaf 1300 gebouwde Oude Kerk werd aan hem gewijd. (3)

In de kerk stond ook een aantal zeer kostbare zilveren beelden, waaronder één van Sint Nicolaas. (4) Een gedetailleerde beschrijving van dit kostbare beeld ontbreekt helaas. Wel weten we dat het in 1522 door de kerkmeesters is aangeschaft. Het beeld ‘stondt ter zijden ’t Koor, en woegh aen zilver, drie-en-vijftigh mark, een ons, en 12 engelsen: dat is over zesen twintigh en een half pondt’ De kosten waren ‘twee hondert gout guldens, en quam in alles te beloopen, negen hondert acht-enveertigh guldens zwaer gelt’. (5) Op een loterijprent uit 1558 staat een vermoedelijke afbeelding van dit beeld weergegeven. Na de Alteratie in 1578 werd het beeld omgesmolten tot vierkante zilveren noodmunten en verdween het voorgoed uit de kerk.

Van Sint Nicolaas tot Sinterklaas

In 1604 publiceerde Walich Sieuwerts een verhandeling die de dwalingen van de roomskatholieke kerk duidelijk moest maken door de betekenis van een aantal van haar rituelen bloot te leggen. Sieuwerts was ouderling van de Oude Kerk en stond in nauw contact met Jacobus Arminius, hoogleraar theologie in Leiden. Zelf was hij geboren in 1549 en aangezien de Alteratie in 1578 plaatsvond, moet hij de rooms-katholieke tijd in de Oude Kerk gedurende zijn jeugd en jongvolwassenheid persoonlijk hebben meegemaakt. De inzichten die Sieuwerts in zijn boek Roomsche mysterien ontdeckt heeft vastgelegd zijn dus zowel een ooggetuigenverslag als het resultaat van theologische expertise.

De rituelen die hij beschrijft betreffen onder andere het mysterie van de transsubstantiatie, de kerstviering, de paasviering en zeer kort, maar ook bijzonder interessant, het Sinterklaasfeest. Allereerst vertelt Sieuwerts ons dat er ‘een Sinte Nicolaes beeldt in eene Casse oft huysken op den hoeck van sijn straet al hier stonde’. Vervolgens deelt hij mee dat ‘de groote Sinte: Nicolaes in de oude Kercke seer groot ende Magnifique re aenghedaen werde, soo most evenwel dit nieuwe zijdts S. Nicolaesken mede een streeck uyt de Panne ende zijn deel daer van hebben’. Er werd dus niet alleen in de Oude Kerk eer aan Sint Nicolaas bewezen, maar ook aan een beeldje van deze heilige op de hoek van de Sint Nicolaasstraat en de ‘nieuwe zijdts’.

Niet alleen dit beeldje komt aan bod, maar ook de wijze waarop de verering plaatsvond: ‘Want als het lof inde nieuwe Kercke uyt was, soo ginghen de Capellaen ende de Sangmeester, met een deel van de Scholieren, hebbende alle haer Choor cleederen aen voor dat Beelt van van Sinte Nicolaes staen, ende schoncken hem een deuntghen, ’t welck gheeyndicht zijnde, viel men voor dat Beeldt neder op de knye, ende de capellaen sang het Oremus: Waer inne hy was biddende, dat wy door de verdiensten ende ghebeden van Sinto Nicolaes, vande brant des helsche vyers mochten verlost werden’. Zo zien we dat er niet alleen gebeden werd (Oremus), maar ook eerst een Sinterklaasliedje gezongen werd (een deuntghen, t’ welck gheeyndicht zijnde).

Jan Steen, Sint-Nicolaasfeest, 1670-1675. De protestantse versie, zonder katholieke symboliek, Museum Catharijneconvent, Utrecht
Jan Steen, Sint-Nicolaasfeest, 1663-1665. De katholieke versie, getuige de bisschopspop in de handen van het kleine meisje, Rijksmuseum Amsterdam

In 1604 is dit alles inmiddels een gruwel voor onze ouderling, dus klaagt hij verder: ‘T’ is oock om verwonderen ende te beclaghen, dat vele onser kerckgangsters dese afgoderie die Sinte Nicolaes alhier placht aenghedaen te werden (ende andere meer superstitien des Pausdoms), in memorie ende gheheughenisse soecken te houden, door haere sotte ende onghefondeerde maniere van de kinderen haere schoenen in sijnen Name (al ontkennen sy dat) op sijn vyer-avont met allerley snoeperie ende slickerdemick te vullen, ende dat tot eene Sinte Nicolaes gifte haer te gheven’. (6) Waaruit blijkt dat ook het zetten van de schoen en het krijgen van snoepgoed in het geniep gewoon doorging, ondanks verwoede pogingen van de Gereformeerde kerkenraad het feest te verbieden. (7) Iets wat overigens prachtig geïllustreerd wordt door een tweetal schilderijen van Jan Steen. Ook de Sint zelf probeerde zich in die tijd van weerstand wat op de achtergrond te houden, getuige de noot bij Van Domselaar, waarin ‘St. Nicolaes des nachts en “door de schoorsteen” zijn geschenken komt afleveren’. (8)

Intussen bestond er nog een andere gewoonte in Amsterdam die maar niet wilde verdwijnen. Op de Dam werd elk jaar op 5 december een markt gehouden, die van ’s middags tot midden in de nacht duurde. (9) Deze ‘Sinter Niclaesmarkt’ bestond uit marktkraampjes met lekkernijen en allerlei vermaak zoals komische opvoeringen. Naarmate de avond vorderde maakten de jonge kinderen, die zich overdag aan al het snoep en de koek verlekkerden, plaats voor feestvierende jongeren en jongvolwassenen. Onder bescherming van Sint Nicolaas, ‘huwelijksmakelaar’, gingen jongens en meisjes arm in arm. Ook zeelui die het glas hieven op Nicolaas, hun beschermheilige, sloten zich bij de feestelijkheden aan. De markt zelf zou tot 1836 gehouden worden, totdat de Dam plaats moest bieden aan de houten hulpbeurs. (10) Voor die tijd was al vele malen geprobeerd een eind te maken aan al deze losbandigheid, wat in 1663 zelfs leidde tot het zogenaamde oproer der elfjarigen. (11)

Terug van weggeweest

Monstrans van de Oude Kerk uit 1549 (foto: Wim Ruigrok) Detail monstrans met afbeelding van Sint Nicolaas (foto: Wim Ruigrok)

Vlak nadat de nieuwe grondwet van 1848 voor vrijheid van religie had gezorgd verscheen het ‘allerliefst’ boekje Sint Nikolaas en zijn knecht van de hand van de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman in 1850. Het boekje bleek zeer populair en zorgde met zijn illustraties voor meer uniformiteit in de uitbeelding van Sinterklaas. Tegelijkertijd werd het Sinterklaasfeest steeds minder in besloten kring gevierd en steeds meer breed gedragen. In 1888 werd een eerste Sinterklaasintocht in Venray gehouden, zoals we die ook nu nog kennen. In Amsterdam wordt sinds 1934 een centraal georganiseerde intocht gehouden, opgezet door het Initiatief Comité Amsterdam. Dat feest was een groot succes. Het is een traditie die nog altijd voortleeft, tot het plezier van vele kleine Amsterdammertjes. (12)

Ondanks het feit dat het zilveren Sint-Nicolaasbeeld werd omgesmolten, is Sint Nicolaas in de Oude Kerk nooit helemaal echt weggeweest. Tijdens de beeldenstorm en na de Alteratie zijn vijf gewelfschotels met een afbeelding van Sint Nicolaas ongemoeid gebleven. (13) Vermoedelijk zaten de objecten te hoog om de moeite ze te verwijderen te rechtvaardigen. Inmiddels is Sint Nicolaas weer van harte welkom in de Oude Kerk. De monstrans die in 1549 aan de kerk cadeau werd gedaan is nu voor een expositie weer teruggekeerd naar haar oorspronkelijke plaats. Wonderlijk genoeg heeft ook dit waardevolle object zowel de Beeldenstorm als de Alteratie overleefd. In 1619 werd het uit Amsterdam meegenomen naar de Sankt-Nicolaikirche in het Duitse Kalkar. (14) Deze monstrans is versierd met een klein figuurtje van Sint Nicolaas, dat doet denken aan de afbeelding op de eerder genoemde loterijprent. Zo is er nu weer een zilveren beeld van Sint Nicolaas te bewonderen in de Oude Kerk, ook al is het maar een klein exemplaar. Laten we hopen dat deze expositie een indicatie is van het warme onthaal dat de beschermheilige van de stad Amsterdam ook in de toekomst mag blijven verwachten.

Bas Vermeij

Voetnoten:
1. C. Vellekoop: ‘Sint Nicolaas’ in: R.E.V. Stuip en C. Vellekoop, Andere structuren, andere heiligen, Utrecht 1983, p. 138- 139.
2. Elizabeth den Hartog in: H. Peterse, D. Verhoeven (red.), Het Valkhof: 2000 jaar geschiedenis, Nijmegen 2014. Vergelijk ook de vóór het jaar 1000 gestichte sint-Nicolaaskapel van het klooster Burtscheid, zie C. Vellekoop: ‘Sint Nicolaas’ in: Andere structuren Andere heiligen, Utrecht 1983, p. 139.
3. M. Hurx en G. van Tussenbroek: ‘Architectuur en bouwgeschiedenis van de Oude Kerk’ in: Jaarboek Amstelodamum, 2018, p. 28-29.
4. I. Commelin in: Beschrijvinge van Amsterdam, haar eerste oorspronk ... tot 1665, Amsterdam 1665, bk IV, p. 49.
5. T. van Domselaer in: Beschrijvinge van Amsterdam, haar eerste oorspronk ... tot 1665, Amsterdam 1665, bk VI, p. 281.
6. W. Sieuwerts, Roomsche Mysterien: ontdeckt in een cleyn Tractaetgen, Amsterdam 1604.
7. Dr. I.H. van Eeghen, ‘Sinterklaas Driekoningen en Vastenavond’ in: Maandblad Amstelodamum, 41e jrg. (1954), p. 4-5.
8. Zie noot 5.
9. Idem
10. Marius van Melle, ‘Slickerdemickjes eten en sotterniën kijken’ in: Ons Amsterdam, 2009, nr 11-12.
11. T.C. van de Graft, ‘Sint Nicolaas te Amsterdam’ in: Ons Amsterdam, 1952, nr 12, p. 187 en J. ter Gouw, De Volksvermaken, Haarlem 1871, p. 261.
12. Marius van Melle, “Amsterdamse ‘vormgevers’ van Sinterklaas, Wie verzonnen stoomboot, Spanje, razende makkers en Hoofdpiet?” in: Ons Amsterdam, 2009, nr 11-12.
13. H. Janse, De Oude Kerk te Amsterdam: Bouwgeschiedenis en Restauratie, Zeist/Zwolle 2004, p. 214.
14. I. le Long, Historische Beschryvinge van de reformatie der Stadt Amsterdam, Amsterdam 1739, p. 485.

(Uit: Binnenstad 290, nov./dec. 2018)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.