De bruggen van de Burgwallen

Vernieuwing versus traditie

'Een archipel van negentig eilanden met driehonderdvijftig bruggen', zo beschreef Remieg Aerts Amsterdam in de Geschiedenis van Amsterdam. Met zijn acht bruggen over de Voorburgwal en zeven over de Achterburgwal is de eilandstatus van de Oude Zijde intact gebleven. De tijd van hun ontstaan is aan de tegenwoordige bruggen, als een bloemlezing van de Amsterdamse bruggenbouw, afleesbaar. Het doorzicht vanaf de Grimburgwal geeft tegenwoordig een in hoofdzaak twintigste-eeuws beeld. Het is het resultaat van de vernieuwingsgolf tussen 1956 en 1985, die de tot dan bestaande negentiende-eeuwse bruggen uit het stedelijk geheugen heeft gewist. Met uitzondering van de twee stenen wulfbruggen tussen de Damstraat en de Nieuwe Doelenstraat – de Varkenssluis en de Paulusbroederssluis – geeft Cornelis Anthonisz (1505-1553) op zijn vogelvlucht uit 1544 voor dit gebied een beeld van houten bruggen. Claes Jansz Visscher (1587-1652) tekende de Liesdelsluis vóór de Lange Niezel als een houtconstructie met open jukken en op de tekening van Abraham Beerstraaten (1643-1666) uit 1660 heeft de Oudekerksbrug dezelfde constructie.
De gietijzeren brug nr 206 van Willem Springer over de Oudezijds Voorburgwal, 1860 (oorspronkelijke kabinetfoto uit het album van W.J.R. Dreesmann, circa 1867-1883, uitgegeven door A. Jager)

Wanneer we vanaf de Grimburgwal over de Oudezijds Voorburgwal naar het noorden wandelen, zien we eerst twee negentiende-eeuwse voetgangersbruggen – het Makelaarsbruggetje uit 1893 en de gietijzeren Lommertbrug uit 1857 – , en vervolgens de Varkenssluis vóór de Damstraat, gereconstrueerd in 1956. De Sint Jansbrug vóór de Sint Jansstraat uit 1867 is als gietijzeren voetbrug behouden. De Oudekerksbrug en de Liesdelsluis zijn daarentegen in 1975 en 1976/1977 als wulfbruggen herbouwd. Als laatste is de Armbrug vóór de Oudezijds Armsteeg in 1985 vernieuwd als eigentijdse, in beton uitgevoerde liggerbrug op V-vormige stalen jukken.

Tot 1956 was het bruggenbestand van de Oude Zijde nog negentiende-eeuws, een toonbeeld van het vernieuwingsproces door de stadsarchitecten Bastiaan de Greef (1818- 1899) en Willem Springer (1815-1907). Tijdens hun ambtsperiode (1856-1890) werd Amsterdam een landstad; het straatverkeer groeide ten koste van het waterverkeer. Met name de aanleg van het tramnet van de Amsterdamse Omnibus Maatschappij (1872) was zo ingrijpend, dat scheepvaartroutes moesten worden verlegd, boogbruggen werden verlaagd en ophaalbruggen door vaste bruggen vervangen. Deze transformatie werd geleid door de stadsingenieur Jacobus Gerardus van Niftrik (1833-1910), als intermediair tussen politiek en particulier initiatief. De stadsarchitecten gaven hier vorm aan en ontwierpen nieuwe 'platte' bruggen. Met uitzondering van de doorbraak van de Damstraat in 1869 bleef de Oude Zijde voor grote veranderingen gespaard. De voorgestelde demping van de Oudezijds Achterburgwal ging niet door en tot in de twintigste eeuw waren de daar gevestigde bedrijven deels watergebonden. Een nieuwe basculebrug over de Grimburgwal leek in 1860 die functie nog te versterken, tot in 1876 de afbraak van het Oudezijds Heerenlogement en de pakhuizen voor het Binnengasthuis die brug overbodig maakten. Bij de samenkomst in de Grimburgwal liggen twee bruggen: de Sleutelbrug (brug 201), een achttiende-eeuwse wulfbrug over de Voorburgwal die sporen van verlaging vertoont, en brug 218 over de Achterburgwal. Deze laatste brug werd in 1877 verlaagd tot balkbrug om de rijtuigen een betere toegang te verschaffen tot de zogenaamde 'Blijdenhoek' van het Binnengasthuis.

De bruggen langs de Oudezijds Voorburgwal en de Oudezijds Achterburgwal: brug nr 201: Sleutelbrug, brug nr 105: Makelaarsbruggetje, brug nr 203: Lommertbrug, brug nr 204: Varkenssluis, brug nr. 205: Sint Jansbrug, brug nr 206: Oudekerksbrug, brug nr 207: Liesdelsluis, brug nr 208: Armbrug, brug nr 209: Vredenburgerbrug, brug nr 210: Bet van Beerenbrug, brug nr 211: Majoor Bosshardtbrug, brug nr 214: Stoofbrug, brug nr 215: Paulusbroedersluis, brug nr 216, brug nr 218.

Dat De Greef en Springer de 'Tweede Gouden Eeuw' in smeed- en gietijzer goten, was van bouwtechnische en financiële aard. Het gemeentelijk jaarverslag over 1860 vermeldt: 'Het komt ons niet onbelangrijk voor aan te teekenen dat sedert 1 januari 1856 tot en met 31 december 1860 geheel vernieuwd zijn 71 bruggen, waarvan twee nog onderhanden waren op laatstgenoemd tijdstip. Vele veranderingen zijn bij gelegenheid dier vernieuwingen aangebragt, waardoor de kosten van onderhoud merkelijk zullen worden verminderd, door het vernieuwen namelijk in steenen ijzerconstructie' en in 1867 vermeldde het Gemeenteblad: 'IJzeren balansen zijn wel netter en duurzamer en kosten minder in onderhoud. Zij [de commissieleden voor de begroting] erkennen dat ijzeren bruggen bij den eersten aanleg duurder waren, maar dit bezwaar is in den laatsten tijd door het goedkoper worden van het ijzerwerk aanmerkelijk verminderd.'

Op de Oude Zijde begon het gietijzer een triomftocht in de bruggenbouw. In 1857 kwam de Lommertbrug (brug 203) over de Oudezijds Voorburgwal vóór de Enge Lombardsteeg tot stand, een liggerbrug met ijzeren opzetters en leuning. 'Als proeve zijn gegoten ijzeren opzetters aangebragt waarvan gunstige uitkomsten te verwachten zijn'. In 1860 verving 'een nieuwe steenen brug met gesmeed ijzeren boogleggers' de houten brug nr 206 over de Oudezijds Voorburgwal vóór het Oudekerksplein. Deze Oudekerksbrug rustte op vier smeedijzeren liggers met grote ronde gaten. In vergelijking met de lichte ijzeren en houten voorgangers oogt de in gewapend beton uitgevoerde boogbrug uit 1975 zwaar. Was de associatie 'een gerestaureerde kerk verdient een boogbrug' de vader van de gedachte? Na overleg met Monumentenzorg vond men een wulfbrug met drie bogen beter in de omgeving passen dan het ontwerp voor de sierlijke, lichtgebogen en in gewapend beton uitgevoerde brug, vermeldt Frank Smit in zijn standaardwerk Bruggen in Amsterdam. Het was een herintroductie van de wulfbrug in de binnenstad, op deze plaats zonder historische continuïteit. Het was een trend die Piet Kramer in 1948 had ingezet met de boogbrug 87 over de Spiegelgracht. Vele 'platte bruggen' van De Greef en Springer zouden uiteindelijk aan deze 'verwulving' ten offer vallen tot het tij omstreeks de laatste eeuwwisseling keerde en er ruimte ontstond voor herwaardering van hun oeuvre. De Sint Jansbrug over de Oudezijds Voorburgwal tussen de Sint Jansstraat en de Stoofsteeg verving in 1867 een lagere houten brug op drie jukken uit 1832. Willem Springer ontwierp een sierlijke, hoger gelegen ijzeren boogbrug. Trappen overbruggen het hoogteverschil. Het is opvallend hoe het materiaal de vormgeving bepaalt. In1832 vinden we nog houten jukken en een leuning zonder pretenties, het ontwerp van Springer uit 1867 valt op door de ijzeren leuningen met hun diagonale verstijving.

De in 1975 verwulfde brug nr 206 bij de Oude Kerk (foto: Wim Ruigrok)
De Sint Jansbrug (brug nr 205), een brug van Willem Springer uit 1867 (foto: Wim Ruigrok)

Ook de smalle Oudezijds Achterburgwal kreeg tussen 1865 en 1879 vier nieuwe verlaagde bruggen, die op hun beurt in de twintigste eeuw zijn vervangen. De stenen wulfbrug nr 214 vóór de Stoofsteeg werd in 1884 in ijzer vernieuwd. Opmerkelijk is dat juist deze brug in 2019 als 3D geprinte stalen brug zal terugkeren. Brug nr 211 vóór de Molen- en Oudekennissteeg maakte in 1865 plaats voor een ijzeren liggerbrug. Deze brug, aansluitend op de Oudekerksbrug, rustte op boogleggers, vergelijkbaar met die van de Sint Jansbrug, maar zonder de middenlantaarn van laatstgenoemde. Nu ligt er een betonnen liggerbrug, sinds 2013 onder de naam Majoor Bosshardtbrug. De vaste brug nr 210 tussen de Korte Niezel en de Stormsteeg, sinds 2013 Bet van Beerenbrug genoemd, is in 1971 vernieuwd als een betonnen balkbrug, die de ijzeren liggerbrug uit 1857 verving. Als laatste sluit de Vredenburgerbrug nr 209 de rij bruggen af, oorspronkelijk een houten brug, later als stalen balkbrug vernieuwd.

De afbraak van de Hal- en Pijlstegen in 1867/1868 en de aanleg van de Damstraat was de enige maatregel die tot uitvoering kwam uit het verkeersplan van de wethouder van Publieke Werken, J. J. Teding van Berkhout uit 1860.

Deze verbreding van straten 'in meer of min haaksche rigting leidende naar de hoofdstraten, den Nieuwendijk, de Kalverstraat, de Warmoesstraat en de Nes' zou, indien uitgevoerd, de laat-middeleeuwse kern gevoelig hebben aangetast. De nieuwe Damstraat kreeg aan de oneven zijde een nieuwe straatwand; architect Yme Bijvoets Gzn. (1837-1901 had er een belangrijk aandeel in. De boogbruggen in dit tracé tussen Dam en de Kloveniersburgwal werden in 1869 op maat vernieuwd, verlaagd en verbreed. De Varkenssluis (brug nr 204) over de Oudezijds Voorburgwal vóór de Halsteeg was een stenen wulfbrug met drie bogen. In het ontwerp van Springer onderging de brug een metamorfose als ijzeren liggerbrug met een monumentaal karakter. De pijlers met ei-vormige, en boven het brugdek doorlopende natuurstenen balusters, over de doorvaarten auw gebogen schildliggers. Ook de stenen, gewulfde Paulusbroederssluis (brug nr 215) over de Oudezijds Achterburgwal tussen de Oude Doelenstraat en de Oude Hoogstraat kreeg als opvolger in 1869 een ijzeren brug met auwe boog en ijzeren leuning. Met de Varkenssluis, opnieuw verbreed, werd in 1956 de verwulving van de bruggen van de Oude Zijde ingeluid. Brug nr 215 bleef een 'platte brug', de vernieuwde balkbrug uit 1966 steekt pover af bij de sierlijke liggerbrug die Springer in 1869 had ontworpen.

De her-verwulving van de Liesdelsluis, brug nr 207, in aanbouw (foto: Wim Ruigrok, 1977)
Ontwerptekening voor de verlaging van de Liesdelsluis, brug nr 207 (tek. Willem Springer, 1879)

In 1870 had een verlaagde ijzeren liggerbrug de stenen wulfbrug nr 216 tussen het Rusland en de Sint Agnietenstraat vervangen. Een stijlbreuk: de her- verwulving van deze brug in 1971 contrasteert met de oudere stadhuisvleugel uit 1903. Het ontwerp voor de verlaging en verbreding van brug nr 207 tussen de Lange en Korte Niezel uit 1879 is een wel heel ruwe illustratie van het toen gangbare verlagingsproces. Op de ontwerptekening is te zien dat de liggers, na verwijdering van de bogen, zonder enige vormgeving geplaatst werden op de onthoofde pijlers. Ook deze brug deelde in het 'herstel in oude glorie' van de boogbrug. Een proces dat onder invloed van architect Albert Boeken (1891-1951) en architectuurcriticus J. J. Vriend (1896-1974) zijn weg vond naar de tekentafels van Publieke Werken. De Oude Zijde werd opnieuw een etalage van een nieuwe koers in de bruggenbouw.

Guido Hoogewoud
Foto's Wim Ruigrok

Geraadpleegde literatuur:
– I. Jager, Hoofdstad in gebreke, manoeuvreren met publieke werken in Amsterdam 1851-1901, Rotterdam 2002.
– Frank V. Smit, Bruggen in Amsterdam, infrastructurele ontwikkelingen en brugontwerpen van 1850-2010. Plaats en jaar van uitgave?
– Verslag gedaan door Burgemeester en Wethouders aan den Raad van Amsterdam over den toestand der gemeente, 1856.
– Remieg Aerts en Piet de Rooy (red.), Geschiedenis van Amsterdam, Hoofdstad in aanbouw 1813-1900, 'Hoofdstad in aanbouw', Amsterdam 2006.

(Uit: Binnenstad 289, sep./okt. 2018)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.