De Koninginnedagvogel

Elk jaar rond Koninginnedag zijn ze er weer: de gierzwaluwen. En elk jaar, begin augustus, zijn ze weer verdwenen, op weg naar Afrika om te overwinteren. Men zegt wel dat een zwaluw geen zomer maakt, maar toch betekent hun aanwezigheid in de stad dat het zomer is.

In het voorjaar gebeuren er in onze steenwoestijn een paar kleine wonderen. De eerste merel zingt, waarbij mij vaak de tranen in de ogen schieten, en wat later bloeien de iepen, waarbij ik altijd zal moeten denken aan de sterfdag van Geurt Brinkgreve, 23 maart 2005. April kan nog een gure maand zijn, maar dan toch, ineens, zijn daar die eerste zwaluwen, met hun onmiskenbare silhouet, hoog in de hemel boven de stad. Om een of andere reden geeft mij dat meer vertrouwen in de toekomst dan de gemeentepolitiek. Ooit schreef de Franse dichter Baudelaire dat de stad sneller verandert dan het menselijk hart verdragen kan, maar zolang er gierzwaluwen zijn, is er hoop. De Europese stad bood altijd gastvrijheid aan deze stadsvogel bij uitstek. De kappen van oude gebouwen zaten vol kieren en gaten waarin zij hun nesten bouwden.

Gierzwaluwen gierend langs een hijsbalk op de OZ Voorburgwal. Deze vogels hebben veel interesse in hijsbalken en kruipen daar vaak in (Nieuwmarkt 15).

Gierzwaluwen wonen van nature in rotsformaties met steile verticale vlakken. Populair gezegd denken zij dat de stad een rotsformatie is. De historische stad had ook precies die kenmerken, de gevels lijken op de rechtstandige diepte van een gebergte en het traditionele ambacht van metselaars en timmerlui gaf ook ruimschoots nestgelegenheid. Dat is helaas veranderd. Dankzij de tunnelvisie van stadsvernieuwers en recent ook duurzaamheidsfanatici worden gebouwen hermetisch dichtgesmeerd. Delftse wijsneuzen hebben een manier van bouwen bedacht die geheel vreemd is aan de natuur. Mechanische ventilatie is standaard geworden, de moderne woning is een soort ruimteschip, vol machines om een volkomen kunstmatig ‘binnenklimaat’ te creëren. Domme mensen noemen dat duurzaam maar tegelijkertijd wordt de historische ecologie van de stad vernield. Van de tienduizenden gierzwaluwen in Amsterdam resteren er nog maar weinig. Daarom gaat het ook om een beschermde soort, nog even en de Koninginnedag vogel is verdwenen.
Omdat de gemeentelijke overheid de Flora en faunawet moet handhaven heeft het Stadsdeel Centrum een onderzoek laten doen naar de verblijfplaatsen van gierzwaluwen, anders is het immers moeilijk om de vogels te beschermen. Rijkelijk laat, maar beter laat dan nooit, andere stadsdelen hebben helemaal niets gedaan, de wet wordt feitelijk niet gehandhaafd. Met name in de negentiende-eeuwse ring zou onderzoek nog bijzonder waardevol kunnen zijn, omdat anders bouwvergunningen afgegeven worden waarbij kolonies beschermde gierzwaluwen uitgemoord worden. Zoals vorig jaar nog gebeurd is bij de renovatie van het hotel op de hoek van de Tichelstraat en de Lindengracht. Ook dit voorjaar wacht veel van deze zeer honkvaste vogels nog een nare verrassing omdat een flink aantal nesten van de kolonie in de Goudsbloemstraat is verdwenen door nieuwbouw. De resultaten van het onderzoek zijn nu ingevoerd in het vergunningssysteem, maar dat is geen garantie voor behoud. Vernieuwing is immers heilig in Amsterdam, en dan is het maar afwachten of de zwaluwen genoegen nemen met de vervangende nestgelegenheid die aangeboden wordt. Op termijn ziet het er somber uit.

Ouderwetse daggootbekistingen bieden kilometers nestgelegenheid in een stad als Amsterdam (Kromme Waal 24).

Hoewel de Gierzwaluwwerkgroep Amsterdam al sinds 1993 streeft naar beter onderzoek en meer nestgelegenheid heeft het openbaar bestuur weinig initiatief getoond, afgezien van wat subsidie voor nestkastjes. De doorsnee politicus weet waarschijnlijk niet eens wat een gierzwaluw is. Auke Bijlsma was een uitzondering. Het zou niet moeilijk zijn om de bouwvoorschriften zo te formuleren dat elk nieuw gebouw veel nestelgelegenheid biedt. De aangeboden nestkasten blijken niet erg populair te zijn. Maar in de bouwwereld heerst natuurlijk een geheel andere geest. Zoals de futuristische architect Le Corbusier lang geleden voorspeld heeft denken architecten dat huizen ‘woonmachines’ zijn, techniek is het evangelie. Aan de cityvorming die destijds met grof geweld door de stad raasde is gelukkig een einde gemaakt, maar het sluipende kwaad van de stadsvernieuwing gaat gewoon door, ook in de binnenstad, zij het kleinschaliger dan voorheen. Architecten en stedenbouwers worden nog altijd opgeleid in een negentiende-eeuwse traditie, die zich met behulp van een soort pseudowetenschap afzet tegen het ‘domme’ ambachtelijke bouwen. Zo komt het niet in hun fietsenmakers verstand op dat werken in een oude stad meer poëzie is dan tekenhaak en gradenboog, laat staan nog ergere vormen van zogenaamde rationaliteit.
Vorig jaar is met veel poeha herdacht dat de grachtengordel nog bestaat, uiteraard met meer geluk dan wijsheid. Het lijkt allemaal geweldig, Unesco status, goede monumentenzorg, kortom: het voortbestaan van de stad van Rembrandt is gegarandeerd. Maar wat zou de grote schilder schrikken van ons pretpark, en van de stilte boven hem in de lucht. Het verdwijnen van de gierzwaluwen met hun karakteristieke gekrijs is symptomatisch. De stad van Rembrandt is op sterven na dood. Het openbaar bestuur heeft geen enkele reden tot zelfgenoegzaamheid. De monumentenzorg is in feite een marginaal bedrijf. Het stedelijk bouwwerk als geheel wordt nog altijd achteloos beheerd, alsof het de houten kantine van een amateurvoetbalclub is. De klusjesman klust maar voort. Het zijn de Koninginnedag vogels die een genadeloos oordeel vellen over de stad waar Koninginnedag zo uitbundig wordt gevierd.

Vincent van Rossem

Gert de Jong, Inventarisatie van Gierzwaluwen in stadsdeel Centrum en evaluatie van plaatsing van nestvooerzieningen.

(Uit: Binnenstad 263, maart/april 2014)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.