C.A. Bombach Czn. (1857-1917)
Ondernemer en architect

Het architectenberoep was in de negentiende eeuw volledig vogelvrij. Niet alleen mocht iedereen die dat wilde een bouwaanvraag indienen, ook mocht iedere ondernemer die een potlood, een tekenstift of een hamer kon vasthouden, zich architect noemen. De titel was, met andere woorden, onbeschermd en zou dat formeel blijven tot de regeling van de titelbescherming in 1987, al bood sinds de oprichting van de Bond van Nederlandse Architecten in 1919 de toevoeging BNA achter een architectennaam voor de opdrachtgever een minimum, zij het soms een schijngarantie aan kwaliteit.
De Plantage Middenlaan gezien naar het noorden met links de hoekerker van het bouwblok Plantage Middenlaan 82-88/Plantage Muidergracht 161-163 en rechts de ronde zaal van het Aquarium van Artis (foto: Stadsarchief Amsterdam)

De beroepsbescherming is in Nederland overigens, in tegenstelling tot veel andere landen, nog steeds niet geregeld. Zo vreemd is die aarzeling nu ook weer niet. Per slot van rekening mag ook iedere niet-architectuur- of bouwhistoricus over architectuurgeschiedenis schrijven. En terecht.

De meeste negentiende-eeuwse woonhuizen in de binnenstad zijn door timmerlieden, eigenbouwers, bouwondernemers, bouwkundigen, aannemers, soms zelfs stucadoors, opzichters en onderbazen gebouwd. Sommigen bleven zich bescheiden ‘meester-timmerman’ noemen. Anderen daarentegen doen eerder denken aan de niet eens zo karikaturale mr. Pecksniff uit Charles Dickens’ Martin Chuzzlewit, die zich ‘architect and land surveyor’ noemde en op wiens boekenplank de werken van Vitruvius en Palladio prijkten, maar wiens voornaamste inkomsten in feite bestonden uit het innen van huurpenningen en het tegen vergoeding opnemen van leerlingen en tekenaars op zijn bureau.
Veel figuren uit de Amsterdamse bouw- en makelaarswereld, en ook daarbuiten, hadden er geen enkele moeite mee zichzelf ‘architect’ te noemen. Zo iemand was bijvoorbeeld J.W. Meijer, een technisch zeer bekwame officier van het Amsterdamse brandweerkorps, die in 1879 de grote diamantslijperij Boas op Uilenburg ontwierp en die sindsdien als ‘architect-werktuigkundige’ een veelgevraagd ontwerper was van utiliteitsgebouwen en woonhuizen. Een ander voorbeeld is Cornelis Anthonius Bombach (Utrecht 1857 - Port Chester, USA, 1917). Ook hij kende zichzelf de architectentitel toe. Wellicht werd die vermetelheid vergemakkelijkt omdat hij van buiten de stad kwam, waardoor zijn antecedenten enigszins duister waren. Ervaring in het bouwvak en hoogstwaarschijnlijk in het ontwerpen deed hij in zijn geboortestad Utrecht op. Zeker is dat hij zich in 1878 in Amsterdam vestigde. Drie jaar later deelt aannemer W. Praalder in een advertentie in Het Nieuws van den Dag mee dat hij zijn ‘onderbaas’ Bombach ‘om gegronde redenen’ heeft moeten ontslaan en waarschuwt hij het Amsterdamse publiek ‘aan genoemden persoon hoegenaamd niets meer af te geven zonder door hem geteekend bewijs, dat er door hem geene voldoening zal plaats hebben’.

Opkomst en succes

Hoekerker van café-restaurant Het Gouden Hoofd aan het Rembrandtplein (1889) (foto Wim Ruigrok). Henri Polaklaan 30-32 (foto Wim Ruigrok).

Wie mocht denken dat Bombach na zo’n annonce stilletjes weer naar zijn geboortestad zou terugkeren, die onderschatte ’s mans veerkracht en ambitie. Nog in hetzelfde jaar besteedt hij als ‘architect’ zijn eerste project aan, twee woonhuizen in de Kerkstraat. Het is het begin van een korte, maar succesvolle, om niet te zeggen duizelingwekkende carrière als architect van, vooral, woonhuizen, winkels, diamantslijperijen, café-restaurants, een schouwburg en andere vermaaksgebouwen. Met name voor joods Amsterdam in het oostelijk deel van de binnenstad is Bombach van belang geweest. (Hijzelf was overigens rooms-katholiek.) Alleen al zijn Hollandse Schouwburg aan de Plantage Middenlaan – niet zijn beste werk, waarschijnlijk ook niet als het zijn oorspronkelijke, ongewitte gevel nog zou hebben – heeft na de Tweede Wereldoorlog als herinneringsmonument een betekenis gekregen die uiteraard niemand, zeker Bombach zelf niet, in 1890 had voorzien.

Zijn wooncarrière zegt veel over zijn succes. Woonde hij eind jaren zeventig nog in duistere steegjes temidden van behangers, metselaars en stucadoors, rond 1890 bewoonde hij het huis Plantage Middenlaan 78, nu een ietwat gehavend ontwerp in Hollandse renaissancetrant van Isaac Gosschalk, maar destijds, samen met de huizen van P.J.H. Cuypers in de Vondelstraat, gerekend tot het crème de la crème op het gebied van nieuwe Amsterdamse woonhuisarchitectuur; het huis stond afgebeeld in toeristische reisgidsen van Amsterdam en werd met lof besproken in bouwkundige tijdschriften en kranten. Bombachs succes was voor een deel te verklaren uit zijn beroep als makelaar. Hij maakte deel uit van makelaarsconsortia die in het veilinggebouw Frascati in de Nes – begin jaren tachtig speciaal voor dat doel opgericht – huizen en bouwgrond veilden, waarbij hij na de verkoop als architect opvallend veel opdrachten in de wacht wist te slepen. Zo ontwierp hij voor een groep van verschillende kopers bouwstromen van woonhuizen aan de Nieuwe Prinsengracht tussen de Onbekendegracht en de Roetersstraat.

Nieuwe Kerkstraat 112-116 (1888) (foto Wim Ruigrok). Diamantslijperij van S.J. Boas aan de Recht Boomssloot (foto Wim Ruigrok).

Vrijwel al het werk van Bombach is gebouwd in de ‘stijl rond 1600’, zoals het destijds vaak genoemd werd. Deze Hollandse neorenaissance, zoals we haar nu noemen, is een stijlfenomeen met meerdere gezichten: rijk, artistiek en schilderachtig in handen van bekwame, geïnspireerde of vindingrijke ontwerpers, neigend naar ongeïnspireerd stijlkopiïsme in handen van minder getalenteerden. Bombach zit wat dat betreft vaak aan de goede kant. Hij was ongetwijfeld een ‘minor poet’ in vergelijking tot Gosschalk, C. Muijsken, A.C. Bleijs, J.L. Springer en andere vooraanstaande neorenaissancisten, maar de verschillen met hun werk vielen waarschijnlijk alleen architecten en een kleine, zeker in de negentiende eeuw verwaarloosbare groep kenners en liefhebbers op. Zoals veel architecten die uit de bouwpraktijk voortkwamen, had hij een voorliefde voor ‘vet ontwerpen’, zie bijvoorbeeld de zwaar aangezette kraagsteen onder de grote hoekerker van café-restaurant ‘Het Gouden Hoofd’ aan het Rembrandtplein (1889) of de niet meer bestaande, maar op talloze oude prentbriefkaarten afgebeelde barokke toren op de hoekerker van het bouwblok Plantage Middenlaan 82-88/Plantage Muidergracht 161-163 (1886, vrijwel identiek aan een drietal woningen aan de Plantage Parklaan uit hetzelfde jaar, zodat het in feite om een bouwstroom van zo’n acht à negen woningen ging). Bombachs details en zijn materiaalbehandeling zijn net iets minder doordacht, zijn plattegronden net iets meer marktconform dan in het werk van bovengenoemde renaissancisten. Maar zijn werk heeft in artistieke zin wel wat meer kwaliteit dan dat van de eerder genoemde J.W. Meijer, die wel technisch bekwaam was, maar die in de afwerking toch meer de van-dik-hout-zaagt-men-planken methode voorstond. In het beste werk van Bombach, zoals de woonhuizen Henri Polaklaan 30-32 en Nieuwe Kerkstraat 112-116 (1888), combineert hij intimiteit en schilderachtigheid met een zekere statigheid in de compositie en fraai kleurgebruik. Bovendien gaf hij zo nu en dan, onder meer in de gevel van ‘Het Gouden Hoofd’, ruimte aan vakbekwaamheid en aan ambachtelijke steen- en houtbewerking in plaats van industriële ornamentiek, zoals ook zijn hoger opgeleide kunstbroeders dat deden.

Zijn utilitaire werken, zoals de diamantslijperijen, zijn uiteraard veel minder gedecoreerd, maar toch iets geacheveerder dan die van Meijer. In 1887 kreeg Bombach van een aantal Amsterdamse en buitenlandse juweliers de opdracht een ‘stoomdiamantslijperij’ met 1000 slijpmolens te ontwerpen. Was dit plan uitgevoerd, dan zou het drie keer zo groot zijn geweest als het gebouw Boas in de Uilenburgerstraat, dat als de grootste diamantslijperij van Europa geldt. Bombach kreeg daarna wel een aantal kleinere opdrachten, waarvan de grootste (met 108 molens) en meest fotogenieke – een smal en hoog perceel op de hoek van de Krom Boomssloot en de Gedempte Rotterdammersloot – de niet meer bestaande diamantslijperij van Vigeveno was. Daaraan verwant is de diamantslijperij S.J. Boas aan de Recht Boomssloot, die de sloopwoede uit de jaren zestig en zeventig wonderwel overleefd heeft.

Over de vraag in hoeverre Bombach zelf de ontwerper van zijn projecten was, bestaat geen absolute zekerheid. In ieder geval had hij talentvolle tekenaars in dienst. Zeker is dat hij rond 1890, mogelijk al vanaf 1886, gebruik maakte van de diensten van Jacob van den Ban (1860-1943), een leerling van professor Eugen Gugel aan de Polytechnische School in Delft, die in de jaren negentig, samen met J.A.G. van der Steur, één van de twee leidende neorenaissancisten in Haarlem zou worden. (In Amsterdam ontwierp hij het rijke woonhuis Leidsekade 76.) In een advertentie uit 1891 deelt Bombach mee dat Van den Ban niet meer als opzichter-tekenaar bij hem in dienst is. Mogelijk was dit een reactie op het feit dat de ‘onbeschaamde’ Van den Ban en de Haarlemse (tuin)architect L.J. Ritter vechtend over straat gingen, in de pers en het Bouwkundig Weekblad, over het auteurschap van een Haarlemse villa. Maar mogelijk gaf hij hiermee indirect ook aan dat er voorlopig geen schouwburgen en restaurants meer van hem verwacht hoefden te worden.

Neergang

In 1892 behaalde Bombach zijn grootste triomf: de uitbundige lof die hem, vooral door leken werd toegezwaaid bij de ingebruikname van de Artis- of Hollandse Schouwburg, een initiatief van Bombach zelf, dat echter wel tot zijn eerste faillissement leidde. Na het vertrek van Van den Ban ging het langzaam bergafwaarts met Bombach als architect. Het betekende niet dat hij geheel uit beeld raakte of dat zijn ondernemingslust verflauwde, want never a dull moment met Anthonius Bombach. Vanwege betalingskwesties raakte hij verwikkeld in slepende rechtszaken met onder meer de eigenaar van ‘Het Gouden Hoofd’, W.F.K. van Nie, waarbij beide partijen over en weer met modder gooiden. Na de bouw van twee broodbakkerijen, waarbij hij bekend werd met de installatie van moderne bakkerijovens, werd hij directeur van een broodfabriek. Hij noemde zich daarnaast ‘architect en ovenfabrikant’, later ‘Technisch Bureau C.A. Bombach’. In de tweede helft van de jaren negentig verlegde hij zijn werkterrein grotendeels naar Transvaal. Hij was echter in problemen gekomen met banken en kredietverschaffers. In Nederland werd hij in de jaren 1900-1904 achtervolgd door een leger aan deurwaarders en curatoren. Er werden – niet ongewoon in de laatnegentiende-eeuwse bouwwereld – verschillende faillissementen uitgesproken over ‘makelaar C.A. Bombach Czn. te Amsterdam, gewoond hebbende aan de Beukenweg’, maar in feite voortvluchtig. Vanuit Londen bleef de firma ‘C.A. Bombach & Co. Ltd.’ niettemin vrolijk dooradverteren met zijn patent heteluchtovens, ‘adres voor Nederland en België de Conincksplein 23 te Antwerpen’. Men zocht zelfs agenten voor Nederland. Of die zich in grote getale gemeld hebben mogen we betwijfelen, want langzaamaan wordt het stil rond Anthonius Bombach. Zijn dochtertje had hij in Nederland ondergebracht in pensions en bij de nonnen, nadat zijn vrouw in 1900 in Transvaal was overleden. Zijn latere activiteiten zijn voorlopig voer voor speculatie. Hij overlijdt in 1917 in Port Chester in de staat New York, tegenover Long Island. Nederland was uiteindelijk te klein gebleken voor een man van zijn ambities.

Wilfred van Leeuwen

Bronnen:
Algemeen Handelsblad, Nieuws van den Dag, dagblad De Tijd, Bouwkundig Weekblad;
Stadsarchief: Bevolkingsregister, Archieven Publieke werken en Bouw- en Woningtoezicht, Adresboeken;
Projectinventarisatie joods cultuurhistorisch erfgoed (Bureau Monumentenzorg & Archeologie);
Andrew Saint, The Image of the Architect, New Haven/London 1983.

Vorige aflevering: Joseph Herman (1862-1937) (Binnenstad 245)
Volgende aflevering: Jan Paul Frederik van Rossem (1854-1918), Willem Johannes Vuyk (1855-1918) (Binnenstad 251)

[Amsterdam 1900]

(Uit: Binnenstad 250, maart 2012)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.