Asymmetrie in de negentiende eeuw

Vorig jaar schreef ik iets over het kleurrijke pand Kerkstraat 32, een ontwerp uit 1892 van architect Paul Gabriel, broer van de schilder P.J.C. Gabriel (Schilderen met baksteen en tegeltjes in: Binnenstad 241). In een reactie schrijft Fred Schoen, architect en oud-lid van de Monumentenraad, dat ik een belangrijk aspect over het hoofd heb gezien, namelijk ‘de dissidente verstoring van de voor die tijd traditionele gevelindeling door toepassing op de begane grond, eerste en tweede verdieping van raampartijen met een breedte die men bijkans modern zou willen noemen’. Schoen ziet op dat punt een parallel met het woonhuis-Pijzel, Van Baerlestraat 72, van H.P. Berlage, waarbij hij stelt dat beide architecten ‘het starre dictaat van de symmetrie doorbraken’.

Zo’n aandachtige en kritische lezer als Schoen wenst iedere auteur zich wel. Mijn stukje had echter als thema de polychromie van de gevel, zoals de titel, Schilderen met baksteen en tegeltjes, al aangaf. Een complete monumentenbeschrijving was het zeker niet. Maar omdat ten minste één lezer de asymmetrie in de gevel kennelijk minstens zo interessant vond als de polychromie, wijd ik daar met genoegen alsnog een korte beschouwing aan. Breder opgevat: aan asymmetrie in enkele laatnegentiende-eeuwse gevels, gekoppeld aan het toepassen van grote vensters. Ik beperk mij daarbij gemakshalve tot het gangbare, drie vensters brede woonhuistype.

Asymmetrie

Uiteraard was de asymmetrie van de eerste drie lagen in Gabriels pand mij opgevallen, maar omdat zowel het brede venstertype als ook de asymmetrische groepering van de linkerbeuk (die van de entree, de gang met trappenhuis en de zijkamertjes) en de rechterbeuk (de salon, woonkamer etc.) in deze tijd wel vaker voorkomen, ging ik daar niet nader op in. Gabriel heeft de breedtemaat van de vensters op de eerste en tweede verdieping aangepast aan die van de deuropening van het koetshuis op de begane grond, waarvan in later tijd een venster is gemaakt. Pas op de derde verdieping tekende hij de gebruikelijke drie vensters. Wilde hij de gevel immers op de gewone manier, met een topgevel over de volle breedte afsluiten, dan had hij op zijn minst een overgangszone nodig. Daardoor lijkt de gevel nu een beetje op twee gedachten te hinken, tussen symmetrie en asymmetrie, al zou men ook kunnen verdedigen dat de gemengde functie van het pand – koetshuis, kantoor en woning – in de gevel op eerlijke wijze tot uitdrukking is gebracht. Niettemin is de asymmetrie niet helemaal gelukkig opgelost. Wat dat betreft waren andere architecten een stuk verder.
Zoals bekend hebben Amsterdamse ontwerpers lang voor het probleem gestaan hoe de gevel van het tweebeukige woonhuistype met drie vensters viel te rijmen met symmetrie. De nok van het zadeldak dat haaks op de straat stond, werd gecamoufleerd door trap-, hals-, klok- en verhoogde lijstgevels, die vrijwel altijd een zekere nadruk op de middenas met zich meebrachten. De sinds de zestiende eeuw geldende renaissancistische doctrine van de evenredigheid of symmetrie versterkte dat accent nog eens. Maar de deur zat vrijwel altijd links of rechts, soms ook links én rechts. Het aanbrengen van een middenaccent, zoals een balkon of, nog sterker, een middenas, zoals in de achttiende eeuw en opnieuw in het midden van de negentiende eeuw veel gebeurde, ontkende in feite de ingangsdeur en daarmee de tweebeukigheid; zie bijvoorbeeld het Van Brienenhuis (Herengracht 284) en lees het aardige boekje uit 1984 van de vorig jaar overleden oud-VU-hoogleraar C.A. van Swigchem hierover. Eén van de intelligentste oplossingen was al in het midden van de zeventiende eeuw door Philips Vingboons gevonden. Hij creeerde op een subtiele manier een middenas onder de halsgevel door juist de buitenste traveeen te benadrukken, daarmee de ingangsdeur in zijn ontwerp meenemend, zie bijvoorbeeld Keizersgracht 319.
Toen in het laatste kwart van de negentiende eeuw schilderachtige erkers weer in zwang raakten – mede om de door de romantici zo gehate vlakheid van de gevel te doorbreken – werden die doorgaans ook in het midden van de gevel ontworpen. Elegante voorbeelden daarvan zijn de woonhuizen Plantage Middenlaan 17 (1884) en 78 (1879) en Reguliersgracht 57-59 (1879, alle drie van I. Gosschalk), en Frederiksplein 12 (1890, W. Langhout Gzn.), de laatste met een prachtige, fragiel gesneden loggia boven de erker.
In de jaren tachtig gingen sommige architecten er toe over om de tweebeukige plattegrond in de gevel tot uitdrukking te brengen. Dat werd vergemakkelijkt door het in die tijd veelvuldig toegepaste Franse mansardedak, waardoor niet per se meer een topgevel tegen de nok van het zadeldak aangebracht hoefde te worden. In de villabouw en bij sommige kantoren was asymmetrie overigens al wat langer gebruikelijk.

Weesperzijde 25-26 (foto Thomas Schlijper) Weteringschans 91 (foto Thomas Schlijper)

Een eenvoudig voorbeeld van een asymmetrisch woonhuis met drie venstertraveeën is Plantage Middenlaan 32 (1887). Portiek, dubbele erker over twee verdiepingen, balkonnetje boven de erker en het topgeveltje zijn hier alle drie in de licht vooruitspringende linkerrisaliet geplaatst. Het topgeveltje oogt wat petieterig en onderstreept het experimentele karakter van deze oplossing. Architect Eduard Cuypers waagde zich bij het huis Weteringschans 91 dan ook wijselijk niet aan een topgevel, maar plaatste boven de linkerbeuk – waaraan een opmerkelijke erker in de vorm van een Turkse kiosk hangt – een dakvenster met flankerende zuiltjes. Opvallend gevarieerd, op het onrustige af, is de groep van vijf asymmetrische woonhuizen aan de Weesperzijde van A. Salm (nrs. 24-28, 1888). Erkertorens staan in de kleine beuk boven de ingang en topgevels zijn naar de brede beuk verhuisd. Die oplossing is meestal bevredigender, we vinden haar bijvoorbeeld ook bij Plantage Middenlaan 58 (zie E. Breman (1859-1926) in: Binnenstad 233) en het sterk verminkte huis Plantage Muidergracht 151. Ronduit virtuoos was de opeenstapeling van ingangspartij, erker, loggia en een door een sierlijke uispits bekroond dakvenster in de smalle beuk – naast ook hier een topgevel boven de brede beuk – bij het woonhuis De Ruijterkade 95 uit 1890 van de hand van Jan L. Springer. Het moet een juweel van Hollandse neorenaissance zijn geweest, al was de plattegrond met zijn ronde en geometrische vormen – typisch Springer – sterk beïnvloed door de Franse Ecole des Beaux Arts. Helaas viel dit huis in 1920 ten offer aan de tweede kap van het Centraal Station.
De meeste hier genoemde voorbeelden bevinden zich aan de randen van de binnenstad. Op de hoofdgrachten zijn weinig voorbeelden van asymmetrische gevels uit de jaren tachtig te vinden, men ging in deze jaren nog tamelijk contextueel te werk en respecteerde de dominante symmetrie van de grachtenpanden. Het hoge, schilderachtige dubbelpand Keizersgracht 18-18a van W. Langhout (1886) laat twee gespiegelde gevels met asymmetrische topgevels (en erkers) in de linker- en rechterbeuk zien, waardoor toch weer een symmetrisch geheel ontstaat. In de jaren negentig schroomde men veel minder om asymmetrische, Art Nouveau-achtige gevels in de gevelwand te plaatsen. Met name G. van Arkel leefde zich hierin uit, bijvoorbeeld bij de bakkerij op Keizersgracht 766. Maar dan zijn we al voorbij het jaar 1892, als Gabriel en Berlage hun gevels ontwerpen.

Grootformaat vensters

In de loop van de negentiende eeuw werden steeds vaker grote formaten vensters toegepast, met name in scholen en kantoren, maar ook wel in herenhuizen en villa’s. De leer van de negentiende-eeuwse hygiënisten omtrent licht en lucht speelde daarbij een rol, al zal het bij woonhuizen ook geholpen hebben dat de ‘portes et fenêtres’-belasting erdoor wat minder werd. (Het aantal vensters was immers, naast huurwaarde, aantal dienstboden, paarden enz. een van de componenten van de zg. personele belasting.) Op het platteland werden grote, bijna vierkante vensters populair. De dorpstimmerman, die niets van de leer der hygiënisten wist maar wel in de grote stad rondkeek wat er zoal gebouwd werd, plaatste ze vaak onder een geknikt mansardedak, iets waar de vroegtwintigste-eeuwse provinciale welstandscommissies, met hun Berlagiaanse en Amsterdamse School-esthetiek zich groen en geel aan ergerden: zij adviseerden een strak zadeldak met kleine vensteropeningen.
Een brede vensteropening met driedelig kozijn, zoals die door Gabriel in de Kerkstraat gebruikt wordt, zien we in de binnenstad niet alleen al eerder toegepast bij asymmetrische woonhuizen, zoals de hierboven genoemde van Salm en Springer, maar in feite bij tal van symmetrische en asymmetrische gevelcomposities. Een voorbeeld is het gaaf bewaarde tabakskantoor Nes 120 (1880), gebouwd in een voor Amsterdam vrij zeldzame ‘neogrec’-stijl (beïnvloed door J.H. Leliman). Het feit dat het om een kantoorgebouw in een nauwe, donkere straat ging zal mede de keuze voor dit type venster bepaald hebben. Eerder al waren opvallend brede vensters gebruikt bij het niet meer bestaande, geheel asymmetrische kantoor van de Heinekenbrouwerij op de hoek van de Stadhouderskade en de Ferdinand Bolstraat (1870, Gosschalk), waarbij de kozijnen ontlast werden door zogenaamde kruiselbogen. Het grootformaat venster gaat echter veel verder terug. Karl-Friedrich Schinkel paste het, met gedrukte segmentboog, al in de jaren dertig toe in de beroemde Bauakademie in Berlijn. Dat was een baksteenskeletbouw met niet-dragende buitenmuren, die een strak neoclassicisme verbond met in wezen gotische constructieprincipes. Dergelijke terug liggende, niet-dragende muurvlakken met brede vensters zijn ook door Gabriel in de Kerkstraat gebruikt.
Overigens zijn brede kozijnen constructief gezien geen negentiende-eeuwse vinding. We komen ze bijvoorbeeld ook tegen in vroegzeventiende-eeuwse smalle grachtenpandjes – te smal voor twee venstertraveeën – en dan vaak voorzien van zeer gedrukte korfbogen.

Berlage

Van Baerlestraat 72 (foto Thomas Schlijper)

Wat betreft het combineren van asymmetrisch geplaatste vensters en een symmetrische gevelbeëindiging bij Kerkstraat 32 en Van Baerlestraat 72 – daarin bestaat zeker een parallel – vraagt Fred Schoen zich in zijn brief af of Gabriel en Berlage elkaar soms kenden. Wellicht, het Amsterdamse architectenwereldje was klein, hoewel al aanmerkelijk groter dan in het midden van de eeuw. Maar of hij zich verdiept heeft in het werk van een makelaar-architect als Gabriel – geen architectentype dat in hoog aanzien stond – mogen we betwijfelen, hoe artistiek en verdienstelijk diens gevel ook is. Als we Berlage mogen geloven, waren er eigenlijk maar twee figuren in de late negentiende eeuw van betekenis, of liever anderhalf: Cuypers en de vroege Gosschalk. De rest vond hij niet de moeite van het vermelden waard. Gelukkig is er een kentering gaande in de interpretatie van zijn geschriften, waarin naast veel vernieuwende en rake observaties over de kernwaarden van de architectuur, ook opvallend veel onzin staat, met name over de negentiende eeuw. Generaties Nederlandse architecten en kunsthistorici, die Berlage als de oerknal van de moderne bouwkunst beschouwden, hebben zijn visie op de negentiende eeuw kritiekloos overgenomen.
Berlage lijkt relatief laat de geschriften van de vernieuwende Franse architectuurtheoreticus Viollet-le-Duc ontdekt te hebben, in elk geval decennia later dan Leliman, Cuypers en Gosschalk. Zo rond 1890 was hij in zijn denken over architectuur ongeveer even ver als Cuypers en Gosschalk een kwart eeuw eerder. Maar twee jaar later al zet hij met het pandje in de Van Baerlestraat waar Schoen op wijst, dan toch een eerste voorzichtige stap verder, met name door de onconventionele, aan de functies van de verdiepingen gerelateerde schikking van de vensters en de ‘innige vlakheid’ van de gevel (Berlages eigen term, wat bij hem in essentie leidt tot het weglaten van banden en geledingen). Het is een van de eerste aanzetten tot het strippen van de gevel tot zijn essentie. In feite echter borduurt hij voort op ontwikkelingen die in de negentiende eeuw in gang waren gezet. Asymmetrie en brede vensters waren anno 1892 in elk geval beslist niet nieuw te noemen.

Wilfred van Leeuwen

(Uit: Binnenstad 245, maart 2011)

[Schilderen met baksteen en tegeltjes]

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.