Interview met Peter Noordanus

Wonen als economische drager van de binnenstad

Een gesprek met Peter Noordanus over woningen en kantoren in de binnenstad. Noordanus is sinds 2004 voorzitter van de hoofddirectie van ‘AM’ nv en in 2008 benoemd tot voorzitter van de vereniging van projectontwikkelaars, de Neprom. Hij is tevens lid van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing. Noordanus was van 1989 tot 2000 wethouder Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing en Volkshuisvesting in Den Haag. Daarvoor was hij hoogleraar Ruimtelijk Bestuursrecht bij de Technische Universiteit Delft en directeur van het Instituut voor Bouwrecht. Tevens is Noordanus voorzitter geweest van de VROM-raad en commissie Bouwen en Wonen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Peter Noordanus

U bent eigenlijk al uw hele leven lang bezig met bouwen …
Ja, dat klopt. Ik begon als jurist Bouwrecht en nu ben ik voorzitter van de hoofddirectie van AM. Tijdens mijn wethouderschap in Den Haag heb ik geleerd dat de aantrekkingskracht van steden de ruimtelijke kwaliteit is. Vooral over de betekenis van binnensteden moet je goed nadenken. Je kunt ze vernielen door onvoldoende tijd en aandacht te geven aan hun identiteit en historie. Als ik nu terugkijk naar de projecten die gerealiseerd zijn tijdens de periode dat ik wethouder was, kan ik zeggen dat ze het Haagse historische centrum verrijkt hebben en een nieuwe identiteit aan de binnenstad hebben toegevoegd. Bijvoorbeeld het gebouw van Charles Vandenhove aan het Zieken, het woningbouwproject van Jo Coenen aan de Vaillantlaan, maar ook de nieuwbouw voor het ministerie van Wetenschap, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) van Sjoerd Soeters.

U was wethouder in de tijd van de stadsvernieuwing. Hoe kijkt u terug op die tijd?
Ondanks dat er veel goede dingen zijn gebeurd en het hard nodig was om in relatief korte tijd veel nieuwe woningen te bouwen, krijg ik nu soms kromme tenen van de vroeg tot stand gebrachte stadsvernieuwing. Als ik bijvoorbeeld Berlijn bezoek en naar Prenslauerberg ga en daar die prachtig gerenoveerde Kulturbrouwerij zie, dan heb ik spijt dat we onze mooie brouwerij aan de Noordwal gesloopt hebben om er kwaliteitsloze nieuwbouw voor terug te zetten. Met te veel haast zijn soms beslissingen genomen. Wel goedbedoelde haast omdat de stadsvernieuwing belangrijk was, maar op sommige plekken is te weinig rekening gehouden met de historische identiteit. Nu zou me dat niet meer zo snel overkomen.

Na uw wethouderschap bent u bij de marktkant van bouwen gaan werken. Een grote ommezwaai?
Dat valt wel mee. Maar het is een andere positie, als gemeentebestuurder moet je op de uitgaven letten, zorgvuldig zijn en nu moet ik zorgvuldig geld verdienen. In mijn huidige functie kan ik ook mijn idealen en mijn ideeën over de ruimtelijke kwaliteiten van een stad kwijt. Ons bedrijf heeft mooie projecten in bijna alle grotere steden van Dordrecht tot Nijmegen en Breda. In Amsterdam zijn we ondermeer bij IJburg betrokken geweest en in Amsterdam-West zijn de ‘woonpiramides’ van Sjoerd Soeters gebouwd. Op dit moment werken we aan het voormalige GAK-gebouw in Bos en Lommer. De bedoeling is dat de Rietveldacademie naar dit gebouw verhuist met daarbij ook woon- werkruimtes voor studenten. Het is een mooi voorbeeld van hergebruik.

De voormalige Openbare Bibliotheek aan de Prinsengracht

In een recent interview in SMAAK, een uitgave van het ministerie van VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu), sprak u over de noodzaak van meer woningen in de stadscentra, zeker in deze – in economisch opzicht – moeilijke tijd.
Ik vind dat stadsbesturen en ook ontwikkelaars goed na moeten denken over wat deze tijd betekent voor de ontwikkeling van onze steden en hoe van de crisis een kans gemaakt kan worden. De vraag naar nieuwe kantoren zal voor de langere termijn, zeker in de Amsterdamse regio, drastisch veel lager zijn dan in de afgelopen jaren. Dat heeft met veel dingen te maken, maar per saldo is het zo dat er veel te veel kantoren zijn en ook nog op verkeerde plekken, die niet goed bereikbaar zijn. Een groot aantal zal dan ook nooit meer verhuurd worden. De huidige kantorenmarkt eist betere bereikbaarheid, zowel per auto als per openbaar vervoer. Daarom ben ik ook nog wel voor de ontwikkeling van de Zuidas, omdat dat een gebied is in de omgeving van een station.
De kantoren in de binnenstad van Amsterdam zullen echter leeg komen te staan. Daarom vind ik dat het stadsdeel moet proberen coalities te sluiten om deze leegstand te voorkomen en de panden niet te laten verloederen. Mijn idee is kantoren om te vormen tot woongebouwen. Wonen is voor de economie van de stad enorm belangrijk. Er zijn veel empty-nesters en tweeverdieners die graag in de binnenstad willen wonen. Ze werken er, ze maken gebruik van het cultureel aanbod en geven er hun geld uit. Per saldo is de stadseconomie gebaat bij een grotere populatie die in de binnenstad woont. Eerlijk gezegd vind ik het beleid van het stadsdeel Centrum en in bredere zin van het stadsbestuur van Amsterdam onvoldoende doordacht als het gaat om de betekenis van wonen in de binnenstad, ook vanuit de ruimtelijke economie gedacht en als draagvlak voor culturele voorzieningen. Als ik door de binnenstad van Amsterdam wandel, zie ik op een flink aantal plekken mogelijkheden om die woonfunctie te versterken. Als voorbeeld noem ik de voormalige Openbare Bibliotheek op de Prinsengracht. Op zo’n plek zouden perfect woningen kunnen komen, maar dit wordt niet gedragen door het stadsdeelbestuur.

Museum De Hermitage (2009)

Het is weinig vooruitziend beleid om maar zo lang mogelijk te wachten tot andere economische functies zich aandienen. Dat gebeurt toch niet. Er staan al behoorlijk wat kantoorpanden te verloederen in de binnenstad. Een gemeentebestuur moet proactief te werk gaan. In mijn Haagse tijd, toen er ook een conjuncturele dip was, hebben we coalities gevormd en ontwikkelprogramma’s opgesteld. Zo hebben we met ontwikkelaars en corporaties de oude gebouwen van de Binnenlandse Veiligheidsdienst geschikt gemaakt voor wonen, alsook het hoofdkantoor van de Bond van Verzekeraars, en het hoofdkantoor van de PTT is veranderd in een onderwijsgebouw met studentenwoningen.
Ik ben ervan overtuigd dat als de huidige huurders van kantoorpanden mede voor een betere bereikbaarheid weggaan uit het centrum van Amsterdam, er geen nieuwe huurders meer voor deze panden gevonden kunnen worden. Je kunt dat voorspellen. Je kunt een afwachtende houding aannemen, maar die gebouwen verpieteren dan en dat is weer slecht voor de uitstraling van de binnenstad en niet goed voor de stadseconomie.

Biedt de Noord-Zuidlijn een oplossing voor de kantoren?
Nee, er zal zeker wel een grotere economische druk op de binnenstad georganiseerd worden door de betere bereikbaarheid, maar kantoren zijn gebaat bij multi-modale bereikbaarheid, mede omdat voor de meeste kantoren geldt dat de hele randstad tot hun werkgebied behoort. De binnenstad biedt die bereikbaarheid niet, alleen goed openbaar vervoer is niet voldoende.

In de Amsterdamse binnenstad geldt de zogenoemde 1000 m2-norm voor kantoren. Wat vindt u hiervan?
Mijn stelling is dat dit een Noordkoreaanse manier van reguleren is. Zoals gezegd ben ik er een groot voorstander van dat wonen ruimer mogelijk gemaakt wordt en dat kan met name in die panden waarvoor nu nog de 1000 m2-norm geldt. Creëer levendigheid in de stad, creëer gebruikers die de economie mede inhoud geven.

Zijn kantoren dan niet de pijlers om een binnenstad te laten functioneren?
Niet noodzakelijkerwijs. Je moet als gemeentebestuur wel zuinig zijn op kantoren, maar bouw ze op een plek waar ook de mobiliteit optimaal is. Het is beter om in de binnenstad de woonfunctie te versterken.
Ik weet dat Amsterdam een taakstelling heeft om zo’n vijftigduizend woningen in de stad zelf te bouwen. Het is dan juist handig om van de nood een deugd te maken. Er zijn nog wel andere plekken, maar die zijn zeker niet voldoende voor al die woningen.

Het Pentagon van architect Theo Bosch (1983): een complex van 88 woningen aan de St. Antoniesbreestraat.

U heeft het over de ‘empty-nesters’. Ziet u deze groep vooral in de binnenstad wonen?
Nee, zeker niet als enige groep, want dan zou de binnenstad een soort bejaardenoord worden en dat is niet de bedoeling. Een stadsbestuur moet wel nadenken over groepen huishoudens die positief voor de binnenstad kiezen zoals naast de empty-nesters, de jongeren, de doorstarters, mensen die bij de universiteit werken of bij de diensteneconomie. Niet de jonge gezinnen, die gaan om allerlei begrijpelijke redenen naar de buitengebieden, buiten de stad. Dat moet je als trend accepteren, soms komen ze ook weer terug. Het gaat erom dat er maximaal geïnvesteerd wordt in groepen die echt in de binnenstad willen wonen.

Welk instrument is hiervoor nodig?
De paradox is dat je al gauw nieuw beleid gaat maken, ondanks het feit dat er al zoveel beleid is. Toen ik in Delft hoogleraar was verdedigde ik de stelling dat een bestemmingsplan het ruimtelijk beleid nooit kan bijhouden. Een bestemmingsplan is een prima instrument om dingen te conserveren, om sloop van waardevolle gebouwen tegen te gaan of de aantasting van karakteristieke stadselementen, maar het is niet het goede instrument om ruimtelijke ontwikkelingen tot stand te brengen. Daarvoor is het beter om een ‘lichte’ structuurvisie te ontwikkelen, waarin aangegeven wordt welk beleid nodig is. Vervolgens probeer je coalities te vormen en partijen zover te krijgen dat ze ook willen investeren. Een mooi voorbeeld hiervan is het Wallenproject, waarbij met name de corporaties hun nek uitsteken. Maar in het algemeen vind ik wel dat het huidige beleid van het stadsdeel te weinig ontwikkelingsgericht is. Mijn visie is dat vanuit eigen kracht geopereerd moet worden. Bang zijn helpt de stad niet verder. Je moet je ernstig boos gaan maken over panden die staan te verloederen. Als je ziet wat er gebeurt als je gebieden weer aan de praat kan krijgen, dan worden dat unieke stukken stad. Een voorbeeld hiervan is het project De Resident dat onder leiding van stedenbouwkundige en architect Rob Krier en tien uitvoerende architecten in Den Haag vlakbij het Binnenhof tot stand is gekomen. Het was een verloederd stuk stad, nu is het een aangenaam en bijzonder verblijfsgebied in het centrum. Er is daar een identiteit teruggebracht die aansluit bij de historische binnenstad en daarmee maak je als het ware het palet van de stad weer breder.

Hoewel u Hagenaar bent, is de binnenstad van Amsterdam u niet onbekend. Waar gaat u als eerste naar toe?
Twee complexen wil ik speciaal noemen. Dat is als eerste het sociale woningbouwcomplex met winkels in de Sint Antoniesbreestraat van mijn helaas overleden goede vriend Theo Bosch. Een mooi voorbeeld van vroege, maar goede stadsvernieuwing en als tweede de Hermitage. Ik vind dit werkelijk een prachtig voorbeeld van hergebruik van een gebouwencomplex; een verrijking voor de binnenstad.

Addy Stoel

(Uit: Binnenstad 237, december 2009)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.