Geldersekade 18 opgeknapt

Breed geschapen aan de dameskant

Onlangs is in alle stilte op een van de mooiste panden van de Geldersekade het balkonhek herplaatst. Daarmee kreeg een restauratie van bijna twaalf en een half jaar uiteindelijk haar finishing touch. Zonder overdrijving kan Geldersekade 18 als een van de belangrijkste huizen aan deze gracht worden gekenmerkt. Niet alleen is de bekende koopman en dichter Roemer Visscher (1547-1620) jarenlang eigenaar van de voorganger van dit pand geweest, maar daarna kwam het in handen van Abraham Croock die het liet herbouwen door een van de beroemdste architecten van zijn tijd: Philips Vingboons.
Ontwerp van Philips Vingboons voor Geldersekade 18 Geldersekade 18 na restauratie

Op de kaart van Cornelis Anthoniszoon uit 1544 is te zien dat hier oorspronkelijk twee panden stonden met de nok evenwijdig aan de rooilijn, de nummers 16 en 18. Omstreeks februari 1590 heeft Roemer Visscher het pand Oudezijds Kolk nr. 3 gekocht, genaamd De Korendrager. Tegelijk met dit pand kwam hij in het bezit van de panden Geldersekade 14, dat aan de achterzijde verbonden was met het pakhuis aan de Oudezijds Kolk, en de beide naastgelegen pakhuizen Geldersekade 16 en 18, waarmee hij in één klap een van de grootste huizenbezitters aan de Kolk werd. De situering van de panden aan de Geldersekade was minder gunstig vanwege hun ligging aan de vesten; de stadsmuur die pal voor hun neus stond werd echter omstreeks 1600 gesloopt waardoor deze huizen flink in waarde stegen. Dit deel van de Geldersekade kreeg toen de naam Engelse kaai. In 1601 verbouwde Roemer Visscher nr. 16 mogelijk tot woonhuis en nr. 18 tot twee pakhuizen.

In 1641 worden de beide pakhuizen op nr. 18 verkocht aan de kruitfabrikant Abraham Pietersz Croock (1596-1658), die er door Philips Vingboons (1607-1678) een nieuw pand liet bouwen van maar liefst zeven traveeën breed, uitzonderlijk voor de Geldersekade, ‘breed geschapen’ zou je kunnen zeggen.
Van dit pand zijn gelukkig de oorspronkelijke tekeningen bewaard gebleven. Het ontwerp voor de voorgevel toont een compleet ander beeld dan het huidige aanzicht; van oorsprong was het een strak symmetrische gevel met in het midden een royale stoeppartij. De voor het Hollands classicisme zo kenmerkende pilasters heeft hij hier weggelaten, alleen de middenpartij springt naar voren. Deze middenrisaliet wordt, evenals het toegangspoortje, bekroond door een tympaan. Opvallend is dat Vingboons geen souterrain ontwierp maar de onderverdieping op maaiveldhoogte liet beginnen. Als reden hiervoor geeft hij op: alsoo ’t daer buytensdijcks en hooch water ofte vloedt is onderworpen; de Neer-huysingh oft de Kelders gaen gelijcks de straet in, …Angst voor binnenkomend hoog water heeft hem dus doen besluiten om de begane grond pas op het maaiveld te beginnen.

In 1657 kwam het pand in handen van de koopman Adam Daemen (1615/20-1701). In die tijd bevond zich in het huis een rooms-katholieke huiskapel. De latere Keulse domheer en aartsbisschop van Adrianopel, Adam Daemen (1649-1717) is hier opgegroeid.

Aan het einde van de negentiende eeuw is het pand ingrijpend verbouwd. De voorgevel werd vervangen, de onderpui bekleed met natuurstenen platen, verlevendigd door schijnvoegen, en de ramen werden met een stucwerkversiering omlijst. Bij deze verbouwing maakte de stoep plaats voor de huidige ingang op de begane grond en daarboven werd een balkon aangebracht. Dit balkon, beton bekleed met natuurstenen platen, was voorzien van een houten balkonhek. Bij dezelfde verbouwing werd het pand opgedeeld in twee appartementen die beide een eigen ingang kregen. Ook de stucplafonds op de beletage, nu eerste verdieping, zijn in die tijd aangebracht. De toenmalige eigenaar heeft de vertrekken aangepast aan zijn tijd waarbij het complete Vingboonsinterieur in een negentiende-eeuwse container is verdwenen.

In de loop van de twintigste eeuw is er steeds minder onderhoud aan het pand gepleegd. In de jaren vijftig werd het bewoond door een fotograaf die zijn geld vermoedelijk liever stak in fotoapparatuur. Met het wegzakken van de staat van de Geldersekade in de jaren tachtig zakte ook dit pand naar een bedenkelijk niveau. Op een gegeven ogenblik telde deze kant van de Gelderse kade maar liefst 13 bordelen waarvan er nu nog één rest. In die toestand werd het in december 1996 aangekocht door Raymond Feddema en Truke van Koeverden. Zij hebben een aantal wanden uit het einde van de negentiende eeuw weer verwijderd, behalve die op de eerste verdieping, omdat de indeling hier werd bepaald door de stucplafonds. Na de restauratie van het interieur en de kap volgde in 2007-2008 de restauratie van de beide gevels. Steenhouwersatelier Snoep en Vermeer heeft de loszittende natuurstenen platen van het balkon gerestaureerd en in de zomer van 2009 opnieuw aangebracht. Op zaterdag 5 september jongstleden is ook het houten balkonhek in alle stilte herplaatst, waarmee de restauratie na twaalf en een half jaar is voltooid.

Jaap van der Veen

Literatuur:
S.A.C. Dudok van Heel, ‘Waar stond ’t Saligh Roemers huys waar Vondel te gast was?’, in: Jaarboek Amstelodamum 81 (1994).
Els van Wageningen, Geldersekade tussen Waag en Schreierstoren, Amsterdam 2002.

(Uit: Binnenstad 237, december 2009)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.