Interview met Joris Molenaar, voorzitter van Commissie I

Welstand in de Amsterdamse binnenstad

Joris Molenaar is voorzitter van Commissie I van de Commissie Welstand en Monumenten. Commissie I behandelt de bouwplannen voor het stadsdeel Centrum. Molenaar is mede-eigenaar van het in Delft gevestigde architectenbureau Molenaar & Van Winden. Een gesprek over schoonheid, bouwplannen en welstand.

Wat is voor u de schoonheid van de Amsterdamse binnenstad?
Voor mij bestaat de schoonheid uit twee elementen; aan de ene kant de grote erfenis van het rijke historische verleden van Amsterdam en aan de andere kant het huidige vitale stadscentrum. De verschillende periodes zijn niet alleen bij grachtenpanden en woonhuizen te herkennen, maar ook bij grote gebouwen en stedenbouwkundige ingrepen. Verder zijn er veel transformaties op uiteenlopende schaalniveaus, variërend van het woonhuis tot de grootstedelijke doorbraak of de hoofdstedelijke functie. Alles bij elkaar levert het een unieke binnenstad op, ook wereldwijd gezien.

Door de recente hoogbouw aan de randen van de binnenstad wordt aan die schoonheid geknaagd. Wat is daar aan te doen?
Bij ieder nieuw initiatief moet goed gekeken worden wat de gevolgen zijn voor de omgeving, want de monumentale waarden van historische objecten en het beschermd stadsgezicht zijn voortdurend in het geding. Maar aan de andere kant moet de historie van een stad geen bevroren gegeven zijn. Ook bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg leeft het idee dat cultuur en historie altijd in beweging zijn. Daar ben ik het mee eens.

Wordt uw werk voor de commissie bemoeilijkt door het historische verleden?
Integendeel. Ik heb eerder in de welstandscommissies gezeten van Eindhoven en Nijmegen, allebei zwaar getroffen steden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daar was het ook erg belangrijk om weloverwogen adviezen naar buiten te brengen, zodat deze binnensteden weer vitaal konden worden. Je kunt deze steden natuurlijk niet vergelijken met Amsterdam, maar het gaat over je verantwoordelijkheid. De verantwoording is eigenlijk dat niet alleen de mode van de dag uitmaakt wat wel of niet het behouden, dan wel het vervangen waard is, maar dat geprobeerd wordt de langere lijnen van de cultuur, de historie hun betekenis te laten behouden. Lange lijnen lopen door in de toekomst. De toekomst van een stad maakt deel uit van wat er nu gebeurt en beslist wordt.

Hoe vindt de beoordeling van bouwplannen in de commissie plaats?
Allereerst moet ik zeggen dat in Amsterdam alles goed georganiseerd is; de commissie wordt voorzien van informatie door bureaumedewerkers en ambtenaren. Als voorzitter bekijk ik alle ingediende plannen. Voorafgaand aan de drie-wekelijkse vergaderingen is er het agendaoverleg waarin door mij en de gemandateerde ambtenaren tot een bepaald niveau bouwaanvragen worden behandeld. Er is dan al beoordeeld of alle gevraagde bescheiden, noodzakelijk voor een goede behandeling in de commissie, aanwezig zijn. Zo niet, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen en wordt aanvullende informatie gevraagd. Door het agendaoverleg is er tijdens de vergaderingen van de commissie voldoende tijd om over grote en/of ingewikkelde plannen langer door te praten. Indieners van een plan, meestal architecten, en soms ook toehoorders kunnen binnen bepaalde grenzen van de agenda zonodig een toelichting geven. Dat is meestal erg verhelderend.
In de meeste gevallen zijn de commissieleden het met elkaar eens of een plan goedgekeurd wordt of niet. Het komt zelden voor dat erover gestemd moet worden. Wel kan een plan soms twee of drie keer terugkomen in de commissie, omdat wij meer informatie nodig hebben of omdat gevraagd wordt wijzigingen in een plan aan te brengen.

Kan het Plenum een goedgekeurd plan alsnog afkeuren?
Nee, dan moet het wel raar lopen. In de afzonderlijke commissies worden de bouwplannen beoordeeld en afgehandeld, alleen komt het wel eens voor dat een voorzitter van een commissie beslist dat een aanvraag plenair vastgesteld moet worden, omdat het bouwplan van dusdanige zwaarte is dat de volledige Commissie voor Welstand en Monumenten er zijn licht over moet laten schijnen. Wel gaan alle plannen waarover veel discussie geweest is ter informatie naar het Plenum, zodat iedereen geïnformeerd is.

Jullie belangrijkste toetsingsinstrument is de Welstandsnota. Valt daar goed mee te werken?
Het is een helder beleidsinstrument, ik zou het zelfs voor andere steden willen aanbevelen. Ook de burger kan goed nalezen op welke punten initiatieven getoetst worden. Maar we weten ook dat de realiteit niet in een nota te vangen is. De nota geeft de grootse gemene deler weer, het is vooral een toetsingskader voor veranderingen aan of nieuwbouw van de meest voorkomende woon- en winkelbebouwing. Als aanvulling op de Welstandsnota worden voor specifieke ontwikkelingen op het gebied van restauratie, herbestemming en nieuwbouw van grote complexen of ensembles vooraf toetsingscriteria vastgesteld. Het is belangrijk dat het stadsbestuur op plaatsen waar zij ontwikkelingen verwacht of wil initiëren een duidelijk stedenbouwkundig- en welstandskader vaststelt.

Als de commissie constateert dat de opgestelde criteria van het stadsbestuur niet voldoen, wijst u daar dan op?
De commissie krijgt de specifieke criteria altijd in concept voor commentaar. Binnen de ambtelijke organisatie wordt dan besproken of ons commentaar verwerkt wordt. Uiteindelijk wordt de notitie vastgesteld in de deelraad. Soms is de praktijk weerbarstiger en blijkt dat een initiatiefnemer, ondanks het feit dat de specifieke criteria nog niet zijn vastgesteld, al lang op stoom ligt. In zo’n geval moet je goed met elkaar blijven communiceren. Het concept dient dan als onderlegger. Ongewoon is dit nu ook weer niet, want in de wetgeving is beschreven dat plannen behandeld mogen worden in het licht van beleid dat in ontwikkeling is.

De welstandscriteria zijn helder, desondanks verschijnen er dakterrassen, wordt in keurtuinen gebouwd of verft iemand zijn deur knalroze. Hoe kan dat?
Hoewel de commissie uitermate streng is in haar beoordeling, zijn er altijd marges. De mogelijkheid bestaat om, als een initiatiefnemer met zeer goede argumenten komt, in een specifiek geval af te wijken. Overigens gebeurt dit zelden.
Wel vinden er natuurlijk bouwactiviteiten plaats waar wij, omdat er geen vergunning verleend is, geen weet van hebben. Als dat door de buitendienstambtenaren van Bouw- en Woningtoezicht (BWT) ontdekt wordt, moet alsnog een bouwaanvraag worden ingediend. Kan de aanvraag door de beugel, dan wordt de vergunning verstrekt. Zo niet, dan volgt een ander traject dat door BWT wordt begeleid. Wij geven sowieso bij illegaal tot stand gekomen bouwwerken altijd advies, omdat dit van belang is voor de handhavingprocedure, zeker als er een gerechtelijke procedure van komt.

Neemt de commissie als er een groot plan besproken wordt ook de omgeving van de bouwplek mee in de overwegingen?
De toetsing of iets past binnen de stedenbouwkundige kaders vindt niet plaats in de commissie, dat is de taak van de sectoren Bouwen en Wonen en Ruimtelijk Beleid. Maar natuurlijk zit er bij ons werk altijd wel een afhankelijkheid en overlap in. Als architect ben je je ook stedenbouwkundig bewust. Je geeft met architectuur invulling aan die stedenbouwkundige kaders, je geeft er kleuring en richting aan. Daarom zit er bij een bouwplan vaak naast een stedenbouwkundig plan ook een beeldkwaliteitsplan, een vertaling van de abstracte tekeningen naar de realiteit door middel van referentiebeelden.
Als er geen stedenbouwkundig kader is of als een bouwplan ‘knelt’ in het gebied, dan neemt de commissie wel de vrijheid om daar een opmerking over te maken. Bij moeilijke plekken of gebouwen gaat de commissie trouwens zelf de situatie opnemen.

Als een goedgekeurd plan gebouwd is, kan het een negatieve stempel op de omgeving drukken. Had dat voorkomen kunnen worden?
Op voorhand weet je natuurlijk nooit zeker hoe een bouwproject uitvalt. Soms weet je van te voren dat het volume eigenlijk te groot wordt, terwijl dat volgens het bestemmingsplan wel is toegestaan. Dat heb je dan maar te slikken, want de initiatiefnemer staat in zijn recht.

Soms moet er voor een bouwplan een rijksmonument afgebroken worden. Hoe valt dat te verdedigen?
De afweging of rijksmonumenten – in mijn ogen de kroonjuwelen van de stad – in de weg staan omdat het algemeen belang in het geding komt, wordt gemaakt door het stadsbestuur. Als commissie kunnen we negatief adviseren en kiezen voor het rijksmonument, maar uiteindelijk beslist het stadsbestuur. Overigens vind ik wel dat men de stad niet moet bevriezen, dat is ook geen goede ontwikkeling.

Is het niet lastig om ‘overruled’ te worden?
Nee, ik vind dat het stadsbestuur ons met goede argumenten op pad heeft gestuurd en ons de rol laat vervullen van adviescollege. Wij toetsen met de geformaliseerde uitgangspunten de bouwplannen die daar vanuit welstands- en monumentenaspecten in passen. De commissie is autonoom in haar beoordeling van de plannen, maar de commissie is niet autonoom in het gevoerde beleid, dat bepaalt het stadsbestuur. We geven gevraagd en ongevraagd advies. We kunnen het bestuur wel meegeven dat het misschien beter is om een bepaalde richting uit te gaan, maar het stadsbestuur beslist.

Op welke bouwplannen, die goedgekeurd zijn tijdens de periode dat u zitting heeft in Commissie I, bent u trots?
Zo uit mijn hoofd kan ik er drie noemen. Helaas zijn die plannen nog niet in volle glorie te bewonderen, omdat er op dit moment gebouwd wordt of nog begonnen moet worden. Het zijn het Citytheater aan het Kleine Gartmanplantsoen, de herbouw van de Haringpakkerstoren en de voormalige ABN/Amro aan het Rembrandtplein.
Het Citytheater krijgt z’n vooroorlogse allure terug en wordt met respect voor de monumentale aspecten gerestaureerd. Ook de oorspronkelijke voorgevel naar ontwerp van de architect Jan Wils komt terug. De ABN/Amro kies ik omdat het een treffend voorbeeld is van geslaagd overleg tussen de commissie en de architect van de herontwikkeling. Hier wordt de bouwhistorie met een typische uitbreiding die destijds door architect Zwiers onder supervisie van stadsbouwmeester Merkelbach is ontstaan, opnieuw betekenisvol vormgegeven. De Haringpakkerstoren wordt herbouwd op de hoek van de Prins Hendrikkade en het Singel. Dit plan is controversieel omdat het herbouw is van een middeleeuwse toren, maar ik vind het een goed plan.

Voormalig Telegraafkantoor op de Nieuwezijds Voorburgwal (nu Food Plaza) De Nederlandsche Bank op het Frederiksplein

Wilt u ergens extra aandacht voor vragen?
Stadsdeeloverschrijdend zou ik graag willen dat naast de kadernota ook de welstandscriteria beter op elkaar afgestemd worden door de verschillende deelraden, zodat er een coherente visie ontstaat over welstand.
Wat de binnenstad betreft zou ik willen dat er meer aandacht komt voor de minder populaire gebouwen, zodat in de toekomst kan blijken of die gebouwen van grote waarde zijn. Als voorbeeld noem ik De Nederlandsche Bank van de architect Marius Duintjer aan het Frederiksplein, de drie grote gebouwen aan de Vijzelstraat, waaronder de voormalige ABN/Amro, eveneens van Duintjer, en het voormalige Telefoniegebouw van de architect J. Crouwel (1885-1962) aan de Nieuwezijds Voorburgwal achter het paleis; op voorhand niet de meest populaire gebouwen, maar ze zijn van betekenis voor de totale geschiedenis van de stad. Ze zijn kenmerkend voor een periode, van bijzondere architectonische kwaliteit of beeldbepalend. Bijzonder is mijns inziens dat er op een bepaald moment zo’n enorme schaalontwikkeling kon plaatsvinden, al heeft die periode maar heel kort geduurd. Ook de Vijzelstraat is hier een mooi voorbeeld van, aan de ene kant grootstedelijk en de andere kant kleinschalig. Ik zou het vreemd vinden als de stad deze ‘incidenten’ zou gaan corrigeren. Ik vind dat het historisch stadsbeeld van Amsterdam het meest gebaat is bij een weloverwogen onderhoud en herstel van gebouwen en structuren uit alle historische perioden, aangevuld met vitale en hoogwaardige architectonische toevoegingen uit onze eigen tijd.

Addy Stoel

Noot: Het werk van de Commissie Welstand en Monumenten is verdeeld over vier subcommissies. Commissie I adviseert over de binnenstad. Commissie II adviseert over de negentiende-eeuwse Ring en de Gordel ’20-’40. Commissie III adviseert over Amsterdam-Noord, de Westelijke Tuinsteden, Buitenveldert, IJburg, de Zuid-as en de industrie-, haven- en handelsgebieden. Subcommissie IV adviseert over plaatsing van panden en objecten op de gemeentelijke of rijksmonumentenlijst.
Het Plenum, de voltallige Commissie voor Welstand en Monumenten, vergadert eens in de maand.

(Uit: Binnenstad 231, november 2008)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.