Boekbespreking

Vincenzo Scamozzi, De grondgedachte van de universele bouwkunst. Deel VI: Klassieke zuilenorden

Onlangs verscheen in Amsterdam een nieuwe vertaling van Vincenzo Scamozzi’s architectuurtraktaat, L’Idea della Architettura Universale, dat oorspronkelijk in Venetië werd uitgegeven in 1615. De eerste vertaling dateert uit 1640 en werd uitgegeven/gedrukt door Cornelis Danckerts te Amsterdam. Daarna verschenen er tot in de negentiende eeuw verschillende Nederlandse uitgaven, maar dat waren voor het merendeel eenvoudige uittreksels bedoeld voor ambachtslieden. De uitgave van 1640 was wel compleet, maar deze eerste Nederlandse vertaling bevatte vele fouten. Voor de nieuwe integrale vertaling is de oorspronkelijke Italiaanse tekst dan ook opnieuw vertaald in modern Nederlands. De uitgave is fraai verlucht met kleurenfoto’s van gebouwen in Nederland, met name Amsterdam, die naar de voorschriften van de Italiaanse bouwmeester zijn gebouwd.
'Traditionele volgorde' van zuilenorden, in spiegelbeeld afgedrukt in de Scamozzi-uitgave van 1640.
Romeins kapiteel en hoofdgestel volgens Scamozzi.

Vincenzo Scamozzi (1548-1616) was een leerling van Andrea Palladio (1508-1580) en heeft als architect gewerkt in Vicenza en Venetië. Scamozzi was de laatste grote Renaissance-architect die een architectuurtheorie over de klassieke zuilenorden opstelde. Palladio was hem daar in 1570 in voorgegaan en op zijn beurt stond hij in een traditie, die Alberti in 1452 was begonnen en Serlio en Vignola een eeuw later, respectievelijk in 1537 en in 1562, hadden voortgezet. Al deze theoretici baseerden zich op Vitruvius’ De Architectura, het enige bewaard gebleven architectuurtraktaat uit de Romeinse oudheid. Het oorspronkelijke uitgangspunt hierbij was het achterhalen van de absolute, objectieve schoonheid van de architectuur uit de klassieke oudheid, het uiteindelijke doel het realiseren van degelijke, doelmatige en fraaie gebouwen. Omdat een zeventiende-eeuws architectuurtraktaat, hoe goed de vertaling ook is, enigszins ondoordringbaar blijft voor de moderne lezer, heeft Koen Ottenheym een inleiding bij het boek geschreven waarin hij een heldere samenvatting geeft van het geordende systeem van Scamozzi. Hierin maakt hij tevens duidelijk dat Scamozzi zich van zijn voorgangers onderscheidde doordat hij erin slaagde hen in compleetheid en systematiek te overtreffen. Zijn traktaat wordt dan ook als de meest grondige en wetenschappelijke beschrijving beschouwd.

De Nederlandse Scamozzi-vertaling volgde bijna twee eeuwen nadat deze Renaissancetraditie in Italië was ingezet. Scamozzi’s traktaat was echter niet de eerste kennismaking van de Hollandse architecten met de nieuwe bouwstijl. In navolging van de voorbeeldboeken van Hans Vredeman de Vries hadden Hendrick de Keyser en zijn navolgers de Renaissancestijl omstreeks 1600 in de Nederlanden geïntroduceerd en in 1631 was Architectura Moderna verschenen, waarin Salomon de Bray de architectuur van De Keyser uitgebreid beschreef. Scamozzi werd in Nederland nog populairder dan in Italië. De Classicistische architectuur zoals toegepast door architecten als Jacob van Campen, Pieter Post en Philips Vingboons onderscheidt zich wezenlijk van de architectuur van Hendrick de Keyser, die aan de classicistische architectuur vooraf gaat. De zuilen en kapitelen zijn geen ornamenten meer die naar eigen goeddunken kunnen worden toegepast, maar vormen de dragers van een canon, een heel verhoudingensysteem, dat een bepaald karakter moet uitdrukken.

Zuilenorden

Door een samenhangend systeem van maatverhoudingen vertegenwoordigen de verschillende zuilenorden bij Scamozzi elk hun eigen aard: Toscaans en Dorisch zijn zwaar en stoer, Romeins en Korinthisch licht en elegant, Ionisch de gulden middenweg. De keuze van een orde voor een gebouw is een kwestie van ‘decorum’, van wat is het meest passend is. Scamozzi prijst de Toscaanse en Dorische orde aan voor stadspoorten en bankgebouwen, en de Romeinse en Korinthische orde voor kerken en paleizen. De Korinthische orde is volgens hem de meest edele orde en komt bijvoorbeeld Christus en de heiligen toe, maar kan ook toegepast worden bij vorstelijke paleizen en theaters. De combinatie van de twee hoogste orden is onder meer geschikt voor regeringspaleizen. De Ionische orde daarentegen leent zich het meest voor particuliere huizen en openbare gebouwen. In de Republiek had men dan ook een duidelijke voorkeur voor de Ionische orde, die immers het meest geschikt is voor representatie zonder pretenties van superioriteit, al treffen we bij de belangrijkste handelshuizen in Amsterdam wel de hoogste twee orden aan. Dat waren dus de nieuwe rijken die zichzelf als vorsten zagen.

In de bouwwerken van het Hollands-classicisme gaat het echter in de eerste plaats om de maatverhoudingen. Dat betekent dat een gebouw Classicistisch kan zijn in de opbouw, zelfs als er helemaal geen decoraties als zuilen of pilasters worden toegepast. Volgens de classicist schuilt de ware schoonheid niet in de decoratie, maar in de afgewogen maatvoering. Het nut van zuilen of pilasters is daarbij niet alleen dat zij een gebouw verfraaien, maar bovenal dat zij de ordening van een bouwwerk structureren en het daardoor karakter verlenen. De keuze voor een bepaalde zuilenorde had namelijk consequenties voor de maatverhoudingen van het hele gebouw.

Het proportiesysteem van Scamozzi is geheel opgezet vanuit de ‘module’: de doorsnede van de zuil. De orde kan men bij hem al herkennen aan de proporties van de zuil: elke zuilenorde bestaat namelijk uit vaste maatverhoudingen van de drie hoofdonderdelen: piëdestal, zuil en hoofdgestel. Op hun beurt hebben die delen ook weer elk drie onderdelen, een zuil bestaat uit een basement, schacht en kapiteel en het hoofdgestel uit een architraaf, fries en kroonlijst.

Deze grondige en wetenschappelijke benadering sloot goed aan bij de wens van de opkomende klasse van Hollandse kooplui om de speelse Renaissancegevels te vervangen door architectuur met een meer voornaam en enigszins calvinistisch karakter. De Amsterdamse uitgave van Scamozzi in 1640 kwam dus precies op het goede moment.

Navolging in de Nederlanden

Herengracht 386: Philips Vingboons naar Scamozzi Herengracht 412: Philips Vingboons naar Scamozzi Singel 85: vrije toepasssing naar Scamozzi

In de tweede helft van de jaren vijftig van de zeventiende eeuw volgde een popularisering van het traktaat door de uitgave van Simon Bosboom. Bosboom was tijdens de bouw van het nieuwe stadhuis van Jacob van Campen verantwoordelijk voor de productie van de honderden kapitelen en basementen en schreef in 1657 een vereenvoudigde praktische handleiding voor ambachtslieden, die tot in de negentiende eeuw in de steenhouwers- en timmermansopleidingen in gebruik zou blijven. De verschillende uitgaven, uiteenlopend van complete vertalingen tot kleine uittreksels, tonen de verschillende niveaus van perceptie van de zuilenleer van Scamozzi in Nederland. Het belangrijkste voorbeeld van een gebouw dat geheel voldoet aan de voorschriften van Scamozzi is het nieuwe Amsterdamse stadhuis van Jacob van Campen, gebouwd in 1648- 1655. De halsgevel van Philips Vingboons kunnen we opvatten als de toepassing van de zuilenleer van Scamozzi op de traditionele halsgevel. De Vingboonsgevel wordt op grote schaal nagevolgd, ook door hen die het met de proporties niet zo nauw namen en de pilasters als ornamenten toepasten, vooral na de publicatie van Bosbooms uittreksel en, meer nog, het beschikbaar komen van de vele steenhouwers die aan de stadhuis hadden gewerkt. Mogelijk trachtte men de voorgeschreven zuilenproporties wel zoveel mogelijk te respecteren, maar de smalle Amsterdamse gevels leenden zich natuurlijk niet echt voor dit doel. Door de vrije toepassing van de zuilenorden is echter een nieuwe classicistische variant op de fantasierijke decoratiemodellen van Vredeman de Vries en Hendrick de Keyser ontstaan. Voorbeelden daarvan zijn Oudezijds Voorburgwal 187 (1663) met een hals opgebouwd uit korte pilasters en Veerhuis De Swaen, Singel 85 (1652) met Ionische pilasters van verschillende lengte.

Meisjesspeelplaats van Burgerweeshuis: Overhoeks Ionisch kapiteel van Jacob van Campen gebaseerd op Scamozzi.

De navolging van Scamozzi’s traktaat is niet alleen te herkennen aan de verhoudingen, maar ook aan de specifieke kapitelen. In zijn traktaat bespreekt hij bijvoorbeeld twee soorten Ionische kapitelen: de eerste van de gebruikelijke vorm met twee frontale voluten, de tweede een verbijzonderde vorm met overhoeks geplaatste voluten. Deze verbijzonderde vorm kwam overigens ook al in de oudheid voor, zoals bij de Tempel van Saturnus op het Forum Romanum. Dit kapiteel lost het zogenaamde ‘Ionische hoekconflict’ op. Thans wordt het echter beschouwd als het typische Ionische kapiteel van Scamozzi. In de Republiek is het op grote schaal toegepast, ook wanneer het niet op de hoek van een gebouw wordt toegepast. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de Meisjesspeelplaats van het voormalige Burgerweeshuis uit 1634, thans Amsterdams Historisch Museum. Het was een inventie van Jacob van Campen om de voluten aan de onderzijde te splitsen zodat - zonder aanpassing in de verhoudingen - de voluten de pilasterschacht niet raken.

Een andere wijze waarop de toepassing van Scamozzi is terug te vinden, is de ongebruikelijke volgorde in de opeenstapeling van zuilenorden: niet Toscaans, Dorisch, Ionisch, Korinthisch en Composiet, de vijfdelige reeks die Serlio, Vignola en Palladio hanteerden, maar Toscaans, Dorisch, Ionisch, Composiet en Korinthisch, waarbij de laatste twee termen zijn omgedraaid. Op grond van de opeenstapeling van de zuilenorden bij het Colosseum beschouwde Scamozzi de Composiete orde namelijk niet als een extra elegante vorm van de Korinthische, maar als een tussenvorm van Ionisch en Korinthisch, en daarom sprak hij ook niet van Composiet maar van Romeins. In de gevel van het Stadhuis op de Dam vinden we dan ook de volgorde terug die Scamozzi voorschrijft: de Romeinse orde onder de Korinthische.

De nieuwe Scamozzi-uitgave is een lust voor het oog en een absolute aanrader voor iedere Amsterdam-liefhebber. Met de lessen van Scamozzi in het achterhoofd, kijk je voortaan met een ander oog en wandel je met meer begrip voor de totstandkoming van de bijzondere architectuur door de Amsterdamse binnenstad. Maar het boek is natuurlijk in de eerste plaats bedoeld voor architecten, die - ook in onze tijd - op zoek zijn naar de objectieve schoonheid die besloten ligt in goede verhoudingen.

Walther Schoonenberg

Vincenzo Scamozzi, De grondgedachte van de universele bouwkunst. Deel VI: Klassieke zuilenorden. Samenstelling: Wolbert Vroom, vertaling Maaike Dicke. Met een inleiding van Koen Ottenheym. Architectura & Natura, Amsterdam 2008.

(Uit: Binnenstad 227, maart 2008)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.