Leon Deben in afscheidscollege

Cijfers bewijzen het: drukte in binnenstad is fors toegenomen

“Amsterdam lijkt nog meer dan vroeger een bedevaartsoord voor dagjesmensen uit de provincie en buitenlandse toeristen. Ze nemen op bepaalde dagen en tijdstippen de stad als het ware in bezit. Hier en daar gaat de binnenstad zelfs trekken vertonen van een themapark, zoals op de Wallen.” Dat zei Leon Deben, stadssocioloog aan de Universiteit van Amsterdam, tijdens zijn afscheidscollege in november 2007.
Het wordt steeds drukker in de openbare ruimte. In het gevecht om de openbare ruimte wordt elke millimeter benut.

Hij schetste een beeld van de Amsterdamse binnenstad waarin het gevecht om de openbare ruimte steeds heviger is geworden, en waar bewoners en ondernemers hun domein uitbreiden met fysieke middelen. Tegelijk eigenen groepen bezoekers, jongeren, uitgaanders of toeristen zich gedeelten van de openbare ruimte toe (kolonisering). En dan is er nog de privatisering door het afsluiten van steegjes, doorgangen, pleintjes, stukken van straten of binnenterreinen. Ook het plaatsen van bloembakken, het aanleggen van particuliere terrassen, en het aanbrengen van hekken en slagbomen vallen daaronder. De balans is zoekgeraakt. Bewoners en werkers voelen zich soms buitengesloten en lijken outsiders en figuranten te worden in hun eigen woon- en werkplaats. Leon Deben toonde met cijfers aan dat de binnenstadbewoners niet overdrijven als ze het over de toenemende drukte in de binnenstad hebben en dat hun klachten niet weggewuifd kunnen worden met de opmerking dat ze dan maar niet in de binnenstad hadden moeten wonen. “Je weet dat het soms druk is in de binnenstad”, wordt dan gezegd. Degene die zo denigrerend over de klachten heenwalst, beseft kennelijk niet dat het woonklimaat ingrijpend is veranderd. Leon Deben: “De binnenstad is niet alleen uitgaansstad, toeristenstad, woonstad en werkstad geworden, maar tevens een gigantisch winkelcentrum. Bijna een derde van alle Amsterdamse winkels is in de binnenstad gevestigd. Bovendien bevindt zich in de binnenstad meer dan de helft van alle Amsterdamse theaters, bioscopen en podia.”

Aantoonbaar drukker

Aan de hand van cijfers illustreerde Deben de groei. In 2006 telde de binnenstad 1769 horecavestigingen, dat is één vestiging per vijftig bewoners. Voor de cafés is dat één per 140. Leon Deben: “De afgelopen 25 jaar nam het aantal horecavestigingen met meer dan veertig procent toe, het aantal restaurants nam met de helft toe, en het aantal cafés met een kwart. In theorie gaat het om stabilisatie omdat het gemeentebestuur het aantal horecavestigingen via bestemmingsplannen heeft vastgesteld. Maar achter de gevels heeft zich een sterke groei van het aantal vierkante meters voltrokken. Sinds 1990 zijn er ook steeds meer terrassen bijgekomen en zijn de openingstijden sterk verruimd, zodat de omzet van de horeca ondanks de beperkende maatregelen in bestemmingsplannen blijft groeien.”
Hoe groot de druk van het toerisme is geworden illustreerde Leon Deben met de volgende cijfers. In 1998 was het aantal overnachtingen in heel Amsterdam drie miljoen. In 2006 was dit opgelopen tot acht miljoen. In 1998 trok Amsterdam vijf miljoen bezoekers, in 2006 waren dat er ruim elf miljoen. Het aantal toeristen is in bijna tien jaar dus meer dan verdubbeld. Uiteraard is dat te merken aan de horeca-activiteiten en de drukte op straat. Tweederde ofwel 230 van de Amsterdamse hotels liggen in de binnenstad. Ook topattracties bevinden zich daar. Rondvaartboten, Artis, Holland Casino, het Sexmuseum en Madame Tussaud trokken in 2006 bijna zes miljoen bezoekers. In 2006 vonden op de pleinen van de binnenstad 130 evenementen plaats. In 2005 trokken evenementen als Koninginnedag, de Uitmarkt, de Gay Parade, het bloemencorso en het Holland Festival twee miljoen mensen. Leon Deben: “Let wel, dit alles voltrekt zich in de binnenstad. Het binnenstadsbestuur wordt steeds sterker geconfronteerd met de problemen die zich afspelen in de openbare ruimte. Daarbij staan de belangen van bewoners, ondernemers, bezoekers en bestuurders regelmatig tegenover elkaar, wat vaak leidt tot een verharding van de onderlinge verhoudingen.”
De controle over de toenemende claims op de openbare ruimte wordt uitgeoefend door openbare orde-maatregelen, het ontwerpen van aantrekkelijk straatmeubilair en het inschakelen van allerlei toezichthouders. Woonblokken worden steeds meer forten, het liefst met een muur of hek eromheen. “Bewoners lijken steeds meer bevreesd voor vreemden en daarmee voor de openbare ruimte die potentieel gevaarlijk is en gevuld met mensen van wie je niet weet wat je van ze kunt verwachten”.

Oplossingen

Leon Deben besloot zijn afscheidscollege met een drietal constateringen. “In de eerste plaats moet het bewaken van de mix in de binnenstad absolute prioriteit hebben in het stedelijk beleid. Deze mix vormt een essentieel onderdeel van de aantrekkelijkheid van Amsterdam. Stedelijkheid wordt gekenmerkt door diversiteit, veelzijdigheid, multifunctionaliteit, vrijheid en anonimiteit. De toenemende druk op de afnemende ruimte heeft geleid tot het zich toeeigenen van bepaalde plekken, zoals door de horecagelegenheden op het Leidseplein, het Thorbeckeplein, het Rembrandtplein, maar inmiddels ook rond de Nieuwmarkt en in delen van buurten als de Jordaan. Deze horecafunctie begint overheersend te worden. De lokale overheid probeert de druk en eenzijdigheid te reguleren en in de hand te houden door vast te leggen wat op bepaalde plekken en tijdstippen is toegestaan. De openbare ruimte is een arena van confrontatie. Bewoners en gebruikers zullen hun claims daarop blijven leggen, dat hoort erbij. Een uitgaans-, toeristen-, woon- én werkstad heeft discipline nodig. Het is te gemakkelijk om maatregelen die de overlast of dominantie van een specifieke functie in de hand proberen te houden, af te doen met vertrutting en dorpsmentaliteit. Als de binnenstad doorslaat naar een pretpark, is het gelijk gedaan met de aantrekkelijkheid en de authenticiteit van Amsterdam. De waarde van openbaar groen, duurzaam materiaalgebruik en schoonheid is niet direct economisch af te lezen. Omdat zowel het geld als de visie ontbreekt, worden er vaak vlakke compromissen gesloten. Zo is het jammer te moeten vaststellen dat de aanleg van de Noord-Zuidlijn zich als het ware slechts onder de grond voltrekt. Amsterdam zou deze situatie moeten uitbuiten en van Noord via het Centraal Station tot de RAI een prachtige boulevard, avenue of flaneer- en wandelallee moeten aanleggen. Tot 2013 is er nog tijd om de inrichting van het openbare gebied boven de Noord-Zuidlijn die allure te geven die Amsterdam waardig is. Dus het kan nog. Ik heb over die herinrichting van het bovengrondse tracé een notitie geschreven die in enkele expertmeetings positief is ontvangen en nu in het politieke circuit circuleert.
Ten slotte dient de openbare ruimte een centrale plaats in het structuurplan in te nemen en voor een lange reeks van jaren garanties te geven wat betreft geld en kennis. Niet als franje, maar als dé centrale trekpleister van de stad in de eenentwintigste eeuw.”

Frans Heddema

(Uit: Binnenstad 226, februari 2008)

[Bekijk het afscheidscollege]

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.