Interview met Vladimir Stissi, voorzitter van het Cuypersgenootschap

"Rokin een tweede postzegelmarkt"

Vladimir Stissi
Vladimir Stissi, geboren en getogen in Amsterdam, is hoogleraar Archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn specialisatie is Grieks aardewerk uit de zesde eeuw v. Chr. Stissi is tevens architectuurhistoricus en sinds 2000 voorzitter van het Cuypersgenootschap. Zijn interesse gaat met name uit naar het klassieke erfgoed en hoe de klassieke beeldtaal verwerkt is in de kunst en de architectuur uit de negentiende en twintigste eeuw, en naar de Amsterdamse School-architectuur. Een gesprek met een bevlogen Amsterdammer.

Zijn er in de Amsterdamse binnenstad nog klassieke elementen terug te vinden?
Absoluut. Er wordt over het algemeen gedacht dat Nederland helemaal niet zo klassiek is, maar juist in de negentiende eeuwse en ook de vroeg twintigste eeuwse architectuur zijn allerlei klassieke elementen terug te vinden. Grappig is ook het verband tussen classicisme en lingerie. Vlak na 1900 was de trend dat wie chic wilde zijn, klassiek moest zijn. Dat zie je dus terug bij de door de architect Jacot gebouwde grote warenhuizen van de Bonneterie en Hirsch en ook bij de Bijenkorf van de architect Van Straaten. Alle drie zijn het klassieke gebouwen, met vroeger prachtige interieurs met veel stucwerk, een kruising tussen klassiek, barok en rococo. Helaas is er veel uitgesloopt, alleen bij de Bonneterie is die sfeer nog wel op te snuiven. De architect Berlage, vertegenwoordiger van het rationeel bouwen, probeerde een eind aan die bouwstijl te maken. Dat lukte hem niet, pas zo rond 1920, na de Eerste Wereldoorlog, zag je meer en meer andere bouwstijlen verschijnen.

Hoofdpostkantoor van architect Piet Elling op het Oosterdokseiland

Hoe ben je terecht gekomen bij het Cuypersgenootschap?
Dat was via de stichting Werkgroep 20-40. Deze groep was opgericht om aandacht te vragen voor de bedreigde woningbouw en andere architectuur en stedenbouw uit de jaren twintig en dertig, met name in wat nu De Baarsjes heet. Zowel onze werkgroep als het genootschap spanden zich rond 1997-1998 in om de Zeilstraatbrug op de lijst van rijksmonumenten te krijgen. Helaas is het niet gelukt. Wel ben ik daarna actief geworden bij het genootschap. Het Cuypersgenootschap is een landelijke organisatie, met daarbinnen een aparte Amsterdamse afdeling, die zeer actief is. De naam van het genootschap dekt eigenlijk de lading niet meer. Al lang houden we ons niet meer alleen maar met Pierre Cuypers (1827-1921) bezig, de architectuur van de hele negentiende en twintigste eeuw heeft onze belangstelling. Vooral de architectuur van na 1940 verdient meer aandacht. De bescherming voor het naoorlogse erfgoed is beperkt en er is ook weinig waardering voor. Hoewel er in Amsterdam een groeiende groep is die de naoorlogse architectuur wel waardeert. Zo vonden buurtbewoners, paradoxaal genoeg, dat het Wibauthuis (gebouwd tussen 1966 en 1974) van de architect Gawronski behouden moest blijven. Ik vond het ook een belangrijk gebouw om te behouden. Niet omdat het prachtig was, maar het was zeer geschikt voor hergebruik. Een gebouw dat met geringe ingrepen een heel andere sfeer had kunnen krijgen. Zeker als de plint opengewerkt zou worden, zoals oorspronkelijk toen het ontworpen werd de bedoeling was. Het verdwijnen van het hoofdpostkantoor (gebouwd tussen 1960 en 1968) van de architect Elling op het Oosterdok is ook doodzonde. Dat was een esthetisch verantwoord gebouw. Misschien kan het gedeelte dat er nog staat gered worden.

Diamantslijperij van architect J. van Straaten aan de Nieuwe Achtergracht

Onze afdeling maakt zich ook grote zorgen over de ontwikkelingen op de IJ-oevers. De hoogbouw die daar verrijst sluit de binnenstad af. Toen de plannen aan het grote publiek getoond werden, drong dat bij niemand goed door. Nu schrikken we ons lam, als we zien wat er bij het Westerdokseiland verschijnt en aan de andere kant, aan de oostzijde, van het Centraal Station. De voormalige wethouder voor de Ruimtelijke Ordening, Duco Stadig, heeft makkelijk kunnen scoren omdat de plannen, toen hij ze in de jaren negentig van de vorige eeuw presenteerde, nog zo abstract waren. Niemand realiseerde zich toen goed, wat er besloten werd. Ik ben niet per se tegen hoogbouw in of rond het centrum, maar de massieve stadsmuur die nu ontstaat, is een klap in je gezicht. Bij de Westerdoksdijk had het totaal anders gekund. Het Cuypersgenootschap heeft samen met het wijkcentrum Gouden Reael een financieel haalbaar plan voorgesteld met veel minder intensieve bebouwing, en behoud van monumentale panden. We hadden zelfs een projectontwikkelaar gevonden die bereid was het te bouwen. Echter de gemeente besloot anders. Zelfs het volgens iedereen rijksmonumentwaardige Koloniaal Etablissement, gebouwd in 1911/1912 door de architect Van Niftrik, moet voor de grootschalige plannen wijken.
Het Cuypersgenootschap houdt zich ook veel bezig met panden van mijn werkgever, de Universiteit van Amsterdam (UvA). Dat weerhoudt me er toch niet van om intensief te zoeken naar een oplossing voor de voormalige Diamantslijperij van de architect Van Straaten op de Nieuwe Achtergracht, de oudst resterende diamantfabriek van Amsterdam. De Uva wil dit gebouw slopen in het kader van haar bouwactiviteiten op het Roeterseiland. Daar staan ook gebouwen van de architect Gawronski waar ik me zorgen om maak. En dan natuurlijk de nieuwbouwplannen voor een bibliotheek op het voormalige Binnengasthuisterrein. De vraag is of deze bibliotheek voor de gebruikers wel een grote vooruitgang is. Tegenover de voordelen van centralisatie staan ook nadelen van schaalvergroting: juist de grote ‘kleine kwaliteit’ van de huidige decentrale bibliotheken van de UvA dreigt bij nieuwbouw absoluut te verdwijnen. Gelukkig staat dit plan voorlopig in de ijskast.
Mijn ervaring is dat plannen waar onnodig monumenten voor gesloopt moeten worden, vaak ook slechte plannen zijn. Maar als je dat roept als monumentenzorger, dan geloven ze je bij voorbaat niet.

Zouden er betere plannen ontwikkeld worden, als er beter overleg was tussen diverse partijen?
Ik weet niet of je het met praten oplost. Het gaat er vooral om hoe omgegaan wordt met elkaars meningen. Veel van de plannen die problematisch zijn, zijn door een paar mensen bedacht. Dat is ook wel de kracht van die plannen, omdat ze vaak een duidelijke en heldere visie hebben. Maar er schuilt ook een groot gevaar in omdat de bedenkers niet naar de details hebben gekeken, en alternatieven negeren. Een deel van het probleem is dat plannenmakers de vakkennis van anderen niet aannemen. Dat zie je nu ook weer bij de Diamantslijperij. De UvA beweert dat het niet zo’n belangrijk gebouw is, maar ik kan als architectuurhistoricus juist heel duidelijk vertellen waarom het belangrijk is om het te behouden. Laat de deskundigheid spreken!

Zijn er positieve veranderingen te melden in de binnenstad?
Ja, dat vind ik wel. Er is niet alleen aandacht voor het beschermen van monumentwaardige en interessante gebouwen, maar juist ook voor de inrichting van de openbare ruimte. Ook op ambtelijk niveau gaat het beter. Je ziet dat het Bureau Monumentenzorg & Archeologie (BMA) weer, in tegenstelling tot een aantal jaren geleden, weet wat er in de stad gebeurt en waarop moet worden gelet.
Hoewel ik vind dat het stadsdeel-Centrum goed functioneert, moet zij wel aandacht hebben voor de hele binnenstad. In de Welstandsnota zie je hoe het stadsdeel daarmee worstelt. De binnenstad bestaat niet alleen uit zeventiende eeuwse gebouwen. Juist niet. Het stratenplan dateert uit die tijd, maar het is een dynamische gebied wat altijd mee ontwikkeld is. Er moet niet teveel gehamerd worden op het zeventiende eeuws-zijn van de Amsterdamse binnenstad. Ook de vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB) maakt zich daar wel eens schuldig aan. Gebouwen uit de eeuwen die daarna kwamen hebben een duidelijke plaats gekregen in de binnenstad. Die moeten ook op hun waarde geschat worden, zoals bijvoorbeeld het ABN Amrogebouw (gebouwd tussen 1969 en 1973) van de architect Duintjer in de Vijzelstraat. Wat mij betreft blijft dit gebouw staan zoals het nu is. Ik zou het vreemd vinden als het gebouw gestript wordt en dat er dan ineens een bakstenengevel te voorschijn komt. Het is met aandacht ontworpen en er is door de architect geprobeerd om het gebouw onderdeel te laten zijn van de binnenstad. Dit in tegenstelling tot zijn buurman, het gebouw van de architect De Bazel waar sinds kort het Stadsarchief en ook het Bureau Monumentenzorg & Archeologie in gevestigd zijn. Dat is, hoe mooi ook, een lomp bolwerk.

Zijn er ook gemiste kansen voor de binnenstad te noemen?
Die zijn er. Hoewel ik er geen voorstander van ben om gedempte grachten weer open te graven, vind ik het wel een gemiste kans dat er na de bouw van de NZ-lijn geen water, geen gracht komt op het Rokin. De structuur van de bebouwing is uit de tijd dat er wel water was. De oostkant van het Rokin zal daarom nooit een goed stedelijk gebied worden. Het blijft een ‘dooie boel’, dat zie je nu al aan de plannen die ervoor gemaakt zijn. De toekomst voor dat gebied is een soort tweede postzegelmarkt.
De bouw van de Haringpakkerstoren betreur ik ook. Ik zou daar als VVAB op tegen zijn, omdat de precedentwerking groot is. Als deze toren gebouwd mag worden, dan kunnen er ook op andere plekken in het grachtengebied waar vroeger iets gestaan heeft grotere volumes verrijzen, zoals op de brug over het Singel, naast het beeld van Multatuli. Daar kan dan ook bij wijze van spreken in een moderne uitvoering een toren gebouwd worden. Hiertegen kan dan geen ‘neen’gezegd worden. De bestemmingsplannen in de binnenstad zijn conserverend en dit uitgangspunt wordt met de bouw van wat voor toren dan ook genegeerd omdat er een relatief groot bouwvolume bijkomt. Er moet één lijn worden getrokken en niet nu toestemming gegeven, omdat de Haringpakkerstoren er zeventiende eeuws uitziet.

Waar wil je je de komende vijf jaar sterk voor maken?
Het restant van het hoofdpostkantoor op het Oosterdokseiland moet behouden blijven. Er is geen functionele reden aanwezig om het te slopen. Het is een goed gedetailleerd en zorgvuldig vormgegeven gebouw, dat ongetwijfeld veel subtieler is dan wat er voor in de plaats gaat komen. Het tijdelijk gebruik van de afgelopen jaren heeft laten zien dat het gebouw nog goed functioneert. Knap de binnenkant op en laat het gebouw zoals het is. Voor het behoud wil ik me sterk maken. Misschien kan de deelraad-Centrum er haar kantoor vestigen?
Verder denk ik dat er de komende jaren, op zowel landelijk als gemeentelijk niveau, een recentralisatie in gang gezet moet worden voor de organisaties op het gebied van de cultuurhistorie, de monumentenzorg en de archeologie. Het is duidelijk dat de decentralisatie goed functioneert daar waar goede politici en ambtenaren zijn. Als die er niet zijn, zoals bij een aantal stadsdelen in Amsterdam, dan is het beter dat de aansturing centraal gebeurt.

Addy Stoel

(Uit: Binnenstad 223/224, oktober 2007)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.