De Nationale Renovatie Prijs

Entrepotdok, Nationale Renovatie Prijs 1989, Bureau Van Stigt
Op 9 mei is de Nationale Renovatie Prijs uitgereikt en Amsterdam viel weer eens in de prijzen. De prijswinnaar, een blok portieketageflats dat bijna op de A10 staat in Bos en Lommer, zal voor de meeste vrienden van de binnenstad meer een schrikbeeld zijn dan een toonbeeld van behoud en herstel.

De oorspronkelijke architectuur, ontworpen door J.P. Kloos, is onherkenbaar getransformeerd tot een modieus misbaksel. Gelukkig is de Geurt Brinkgreve Bokaal terecht gekomen bij een veel betere renovatie, toevallig ook in Bos en Lommer. In de Akbarstraat is een karakteristiek jaren vijftig blok van het architectenbureau Evers en Sarlemijn gemoderniseerd met grote liefde voor de oorspronkelijke detaillering. Evers en Sarlemijn hadden de ‘Bossche School- cursus’ van de monnik-architect Dom van der Laan gevolgd en het woonblok in de Akbarstraat is een voorbeeld van de vroege Bossche School-stijl. Later was Aat Evers lid van de Amsterdamse Commissie Dooijes, die omstreeks 1970 een inventarisatie maakte van de jongere bouwkunst uit de periode 1870-1920.
De jury van de Nationale Renovatie Prijs neigt ertoe om wel heel sterk de klemtoon te leggen op de technische kwaliteiten van een renovatieplan, waarbij bijvoorbeeld aan bezuiniging op energiegebruik grote betekenis wordt gehecht. Gezien de toekomstwaarde van een gebouw is dit uiteraard van belang, maar renovatie vormt ook een essentieel instrument bij het behouden van historische stadsbeelden.
Geurt Brinkgreve heeft alweer heel lang geleden met zijn artikel ‘Het probleem van oude stadskernen’ een bijdrage geleverd aan de feestbundel Strijd om schoonheid, verschenen in 1961 ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Bond Heemschut. In die barre jaren vormde cityvorming nog een wezenlijke bedreiging voor veel historische binnensteden. Sinds het Europese Monumentenjaar in 1975 is het tij in de binnensteden gelukkig gekeerd, al heeft het daarna nog lang geduurd voordat ook het Amsterdamse gemeentebestuur wilde erkennen dat het oude Amsterdam volstrekt ongeschikt was als modern zakencentrum. De Zuidas heeft tenslotte, met dank aan de ABN Amrobank, een definitief einde gemaakt aan het uitzichtloze gepruts in het centrum van de stad. Het zou echter niet moeilijk zijn om het bijna vijftig jaar oude artikel van Geurt met een paar kleine wijzigingen weer geheel actueel te maken. De titel wordt dan: ‘Het probleem van oude woonwijken’.

Het stadsbeeld als kind van de rekening

In 1961 moest de term stadsvernieuwing nog uitgevonden worden, al had men in Maastricht met de Stokstraat al gedemonstreerd hoe het moet. Daarna is echter nog heel veel verkeerd gegaan. Men heeft met name nooit begrepen, of men wilde niet begrijpen, dat het begrip kwaliteit in de volkshuisvesting veel meer omvat dan een goede woning die voldoet aan nieuwbouwnormen. Met name de woonomgeving is daarbij steevast het kind van de rekening. Geurt heeft met zijn visionaire blik al in de jaren vijftig begrepen dat de toen geheel uitgeleefde handelsmetropool aan de Amstel in potentie een uniek woonmilieu zou kunnen worden. De binnenstad van Amsterdam heeft vele charmes, maar vooral het stadsbeeld is werkelijk uniek. Mensen denken vaak dat de gehele binnenstad uit de zeventiende eeuw dateert. De structuur van het stedelijk bouwwerk is inderdaad eeuwenoud, maar heel veel bouwwerken zijn in later tijd gerealiseerd. Ook vroeger was stadsvernieuwing niet geheel onbekend. Dit was echter een heel behoedzaam proces. Goed onderhoud was toonaangevend en werd uitgevoerd door vakbekwame ambachtslieden. Af en toe verrezen her en der nieuwe gevels in de straat- en grachtenwanden, maar de harmonie van het stadsbeeld bleef daarbij behouden. Omdat het woningtype niet of nauwelijks veranderde en omdat men traditioneel bouwde met passende bouwmaterialen voegde de nieuwbouw zich altijd op volkomen vanzelfsprekende wijze in het bestaande beeld. Stadsvernieuwing zou dus eigenlijk stadsrenovatie moeten zijn, want zo ontstaat op de langere duur een werkelijk fascinerend stadsbeeld, waarin oud, minder oud en bedachtzaam nieuw met elkaar bewijzen dat respect voor een bouwtraditie resulteert in een bijzonder aangename woonomgeving.
Renoveren en behoedzaam vernieuwen vormen dus een succesformule voor het creëren van een werkelijk duurzame stad waarin mensen graag wonen. Toch is de praktijk in Nederland een geheel andere. Bij de uitreiking van de Renovatie Prijs moest weer eens geconstateerd worden dat sloop nog altijd de voorkeur heeft, terwijl renovatie een marginale positie inneemt. In de discussie hierover komen met name milieutechnische en financiële aspecten aan bod, maar het stadsbeeld wordt zelden of nooit genoemd. Ook de prijswinnaar van 2007 levert geen enkele bijdrage aan het behoud van een beeld omdat de omringende woonbuurt geheel gesloopt zal worden. De jury zou er goed aan doen om bij het uitreiken van de Renovatie Prijs meer aandacht te besteden aan de bijdrage die het project levert in een groter stedenbouwkundig geheel. Renoveren is niet alleen een technisch hoogstandje maar ook een methode om de historische identiteit van het stedelijk bouwwerk te behouden.
De negentiende-eeuwse wijken in Amsterdam laten op pijnlijke wijze zien wat er gebeurt wanneer stadsvernieuwingsprojecten zonder enige aandacht voor het bestaande stadsbeeld ontworpen en gerealiseerd worden. Het was rond 1970 de bedoeling om deze wijken geheel te vervangen door galerijflats met een bijpassend stedenbouwkundig plan, het project Roomtuintjes in de Dapperbuurt laat nog altijd zien wat de volkshuisvesters voor ogen stond. Maar in die hoogtijdagen van inspraak bleek al snel dat de bewoners gehecht waren aan de traditionele gesloten bouwblokken. Toen eenmaal besloten was om de bestaande stratenstructuur te handhaven, diende zich een architectonisch probleem aan dat geen enkele architect in die jaren kon oplossen. Architecten hadden in Delft geleerd om een galerijflat te ontwerpen, of een doorzonwoning, maar de architectuur van een negentiende-eeuwse straatwand was voor hen een ondoorgrondelijk raadsel. Zij waren niet in staat om nieuwbouw te ontwerpen die harmonieerde met de bestaande bebouwing. Er waren ook praktische problemen. Het toenmalige Bouwbesluit eiste balkons, maar balkons komen natuurlijk niet voor in het historische straatbeeld. Ook de ontsluiting van bovenwoningen werd problematisch omdat het traditionele trappenhuis niet meer gerealiseerd kon worden. Renoveren was eigenlijk de enige methode om het karakteristiek negentiende-eeuwse straatbeeld te behouden, maar in volkshuisvestelijke kring hanteerde men bij voorkeur nieuwbouwnormen. Zo is tenslotte een tamelijk droevig stadsbeeld tot stand gekomen, dat zeker niet duurzaam zal zijn.

Slopen of renoveren?

Nieuwbouwwoningen zijn misschien technisch beter dan gerenoveerde oudbouw, maar de stedenbouwkundige rommel die is ontstaan, heeft geresulteerd in een uitgesproken armoedige woonomgeving. Van de Dapperbuurt en de Oosterparkbuurt resteert inmiddels bitter weinig, Binnenstad heeft daar in het recente verleden al aandacht aan besteed. Wie de moeite neemt om de Tweede Oosterparkstraat eens door te wandelen, van de Wibautstraat naar het Kastanjeplein, moet wel tot de conclusie komen dat het veel verstandiger was geweest om de straat te renoveren. Toch wil niemand toegeven dat de stadsvernieuwing in de negentiende-eeuwse wijken stedenbouwkundig en architectonisch gezien een jammerlijke mislukking is geworden. De ervaring leert dat ingrijpende vernieuwing altijd leidt tot slechte resultaten. Uilenburg was ooit een gaaf onderdeel van het historische Amsterdam, zij het versleten, maar na de triomfantelijke krotopruiming gedurende de jaren twintig van de vorige eeuw is er een woonwijk verrezen die weinig of geen monumentale waarde heeft. Na de oorlog zijn alle herinneringen aan de oude Jodenbuurt definitief opgeruimd, met als resultaat een snelweg voor Duitse toeristen naar Texel, een Jodenbreestraat die Rembrandt niet zou herkennen en natuurlijk de Stopera. Ook Kattenburg en Wittenburg zijn verdwenen.
Vooral dankzij Geurt Brinkgreve en andere boze burgers is aan deze vorm van stadsvernieuwing in de binnenstad een einde gemaakt, maar daarna zijn de stormtroepen van de woningverbetering naar het front in de negentiende-eeuwse wijken gestuurd, met alle gevolgen van dien. In ambtelijke kring had men niets geleerd van die eerste ervaringen met stadsvernieuwing in de binnenstad. Geurt had een slag gewonnen in de strijd met de vooruitgangsprofeten, maar de oorlog tegen alles wat oud en doorleefd is, alles wat Amsterdammers in het diepst van hun hart dierbaar is, ging gewoon door. Men beloofde de mensen betere woningen, maar al die goede bedoelingen zijn ondergegaan in een stedenbouwkundige ramp. Tegelijkertijd begon de ster van de historische binnenstad te stijgen. Zelfs in 1979 was het nog mogelijk om in de Jordaan voor weinig geld een krot te kopen, maar nu kost een vierkante meter woonruimte in de binnenstad 5000 euro, wat betekent dat een gehorig appartement van 60 vierkante meter drie ton moet opbrengen.
Renoveren is in alle opzichten, sociaal, economisch en cultureel veel interessanter dan vernieuwen, dat heeft Geurt Brinkgreve aangetoond in de binnenstad, en die les geldt voor de gehele stad. De stadsvernieuwers begrijpen nog steeds niet wat de essentie is van het stedelijk leven. Zij denken dat een goede woning gelukkig maakt. Maar de woningmarkt leert dat slechte woningen in de binnenstad meer geld opbrengen dan gloednieuwe en zeer goede woningen in Almere. Men wil in Amsterdam wonen, zelfs Bos en Lommer begint nu hip te worden, en terecht, het is een schitterende en bijzonder karakteristieke woonwijk uit de jaren dertig. Het zal niet lang meer duren voordat ook Tuinstad Slotermeer, de eerste naoorlogse woonwijk, ontdekt wordt door de avant-garde op de woningmarkt.

Vincent van Rossem

(Uit: Binnenstad 222, juli 2007)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.