[Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad]

Algemene Ledenvergadering, d.d. 24 april 2004

Verslag Werkgroep Waakhond 2003

In de samenstelling en de werkwijze van de werkgroep is in 2003 geen verandering gekomen. Dat wil zeggen dat de werkgroep ook in dat jaar bestond uit Eelco Bos, Jan Jonker, Herman Pinkse en Johan Sandburg die, daartoe gemachtigd door het bestuur, zelfstandig zienswijzen indienden. Dat laatste na wekelijkse bespreking in de waakhondgroep van alle ter inzage gelegde aanvragen. De zienswijzen de Jordaan betreffende werden in formele zin in het algemeen ingediend door het bestuur van de Vereniging tot Behoud van de Jordaan, maar werden zoals in voorgaande jaren voorbereid door de werkgroep.

In bijgaand overzicht zijn de door de werkgroep namens de VVAB ingediende zienswijzen en de voor de VBJ voorbereide zienswijzen weergegeven. In totaal betreft het 68 brieven, waarvan 54 namens de VVAB.

In het vervolg van eerdere procedures werd zes maal een formele zitting bijgewoond, t.w. vier gemeentelijke hoorzittingen over bouwplannen, een verzoek om voorlopige voorziening bij de rechtbank inzake de Fokke Simonszstraat en een zitting bij de Raad van State inzake de 1e herziening van het bestemmingsplan Jordaan. Vermeldenswaard is dat onze vereniging wat betreft de Fokke Simonszstraat niet ontvankelijk werd verklaard, iets wat uiteindelijk heeft geleid tot wijziging van de statuten van de vereniging. Een van de gemeentelijke hoorzittingen betrof het herziene bouwplan Rozenstraat 151. Hiervoor is uiteindelijk bouwvergunning verleend onder intrekking van de eerdere weigering na een positief welstandsadvies. Merkwaardig is dat een aantal elementen in het plan waartegen de welstandscommissie in eerste instantie bezwaar had in het tweede plan zonder commentaar werd geaccepteerd.

Het is moeilijk aan te geven wat het effect is van de inspanningen van de waakhondgroep. Is een weigering tot medewerking aan een aanvraag het gevolg van onze zienswijzen of van een negatief welstandsadvies? Dat laatste is ongetwijfeld het belangrijkste. Daarom is het spijtig te moeten constateren dat wij het soms zeer duidelijk met de welstandscommissie oneens zijn terwijl het niet gaat om een principieel andere wijze van beoordelen. Daarvoor laat de voor het welstandstoezicht richtinggevende nota De Schoonheid van Amsterdam ook niet zoveel ruimte. Naar onze mening wijkt de beoordeling van de commissie soms duidelijk af van die richtlijnen zonder dat dit goed wordt gemotiveerd. De bouwplannen aan de Fokke Simonszstraat en de Rozenstraat zijn daarvan sprekende voorbeelden, net als het nog in procedure zijnde plan voor Oudeschans 5-11.
De binnenkort vast te stellen nieuwe welstandsnota is stringenter dan de oude en wij zijn daarover niet ontevreden, ook al is het naar onze mening noodzakelijk de criteria meer op in de binnenstad te onderscheiden gebieden toe te spitsen. Wij staan in die mening niet alleen. De wettelijk verplichte jaarlijkse evaluatie van het welstandswerk biedt daartoe de mogelijkheid.
In dat verband is het belangrijk in de komende periode extra aandacht te besteden aan de manier waarop met de nieuwe welstandsnota wordt gewerkt en aan de problemen die zich daarbij voordoen. Een goede relatie met de welstandscommissie is in verband hiermee zeer belangrijk. Dat betekent niet dat we het altijd met elkaar eens zullen zijn en vanzelfsprekend houdt de welstandscommissie haar eigen verantwoordelijkheid. Formeel en praktisch kan de commissie haar oordeel niet baseren op onze zienswijzen. Meer duidelijkheid over het hoe en waarom van het commissieoordeel en misschien ook wel over de achtergrond van onze zienswijzen lijkt echter gewenst.

Beoordeling van bouwplannen is onmisbaar, maar is strategisch een tweede keus. Essentieel is dat in een eerder stadium de indiening van ongewenste bouwplannen zoveel mogelijk wordt voorkomen. Dat betekent b.v. aandacht voor bestemmingsplannen, meer wellicht dan wij in het verleden daaraan hebben kunnen geven. Dat is in niet onbelangrijke mate een kwestie van menskracht. Het betekent ook dat het verwerven van draagvlak voor onze doelstellingen onder de bewoners en gebruikers van de binnenstad hoge prioriteit moet hebben en natuurlijk ook dat wij alle mogelijkheden om het stadsdeelbestuur te beïnvloeden moeten gebruiken.

Tenslotte moet een punt van zorg en irritatie worden gemeld. In toenemende mate moet worden geconstateerd dat het materiaal dat voor nieuwe bouwaanvragen ter inzage wordt gelegd niet aan daaraan redelijkerwijs te stellen eisen voldoet. Met grote regelmaat ontbreken tekeningen helemaal. Als ze er wel zijn, zijn ze vaak onvolledig. Door de nieuwe bepalingen inzake het aantal in te dienen exemplaren bij bouwaanvragen in de nieuwe Woningwet is het voor het stadsdeel niet altijd eenvoudig om tijdig voldoende exemplaren te krijgen. De slordige manier waarop nu met de wettelijk voorgeschreven ter-inzage-legging wordt omgesprongen is echter onnodig en niet aanvaardbaar.

Namens de werkgroep waakhond
Herman Pinkse

[Algemene Ledenvergadering 2004]