De nieuwe Stadsschouwburg. "Ik zou het wèl doen"

Maquette (simulatie) van de nieuwe uitbreiding van de Stadsschouwburg. Jonkman & Klinkhamer Architecten.
Vandaag moeten we ons met de Stadsschouwburg bezighouden. Het gebouw stamt uit de vóór- vorige eeuw (1894) en allicht voldoet het niet meer aan de eisen die moderne theatermakers kunnen stellen. Moet het vernieuwd worden? Is de ingang met het kassagebied niet te nauw en weinig uitnodigend? Moet er een strakke lijst rond het toneel, en moeten dan die leuke naakte halve vrouwen sneuvelen? Moet er een vlakke-vloertheater komen? Is er een nieuwe, grote toneeltoren nodig, zoals die van het Muziektheater en zoals Carré er onlangs een heeft gekregen? Komt er een extra zaal in een aanbouw achter het bestaande gebouw? Blijft de oude melkfabriek behouden? Ja en nee.

De Stadsschouwburg was altijd het symbool van de Amsterdamse cultuur, eerst aan de Keizersgracht, daar verbrand; toen herbouwd aan het Leidseplein op de waterloop van de Lijnbaansgracht, en opnieuw verbrand; ten slotte op die plaats herbouwd door architect J. L. Springer. Na de bevrijding werd de Stadsschouwburg triomfantelijk in bezit genomen door acteurs die niet voor de Kultuurkamer hadden getekend en die met de Toneelgroep 5 Mei 1945 Vrij Volk hadden voorbereid. Ben Albach noemde zijn boek over de Stadsschouwburg eenvoudig: Het Huis op het Plein, en wethouder Ab de Roos noemde hem nog in 1957 het ‘hart van het land’. Dat was op de drempel van de nieuwe tijd met televisie en popcultuur. Iets meer dan tien jaar later, in 1969, vlogen er revolutionaire tomaten over het toneel.
En dan was het ook nog traditie dat een kampioenschap van Ajax op het Leidseplein en op het terras van de Stadsschouwburg werd gevierd. Zeg maar gerust, dat we dit kasteeltje niet kwijt willen en dat we het culturele hart van Amsterdam niet naar de Zuidas willen verplaatsen.

Een compleet plan

Nu is er eindelijk een plan van architect Jim Klinkhamer, waarmee de directeur van de Stadsschouwburg, Melle Damen, instemt. Het geeft duidelijke antwoorden. Ja: het kassagebied wordt toegankelijker; nee: de zaal wordt niet veranderd en de karyatiden (die mooie halve vrouwen) blijven. Ja: er komt een moderne uitbreiding, die wordt ondergebracht in een grote nieuwbouw achter de bestaande schouwburg. De melkfabriek, waarin sinds 1983 de Melkweg gevestigd is, wordt in de nieuwbouw opgenomen. Zo ontstaat een interessante collage van architectuur uit drie tijdperken. Dit plan is echter door het bestuur van onze vereniging afgewezen. [Zie: Uitbreiding Stadsschouwburg]
Zo, daar sta je dan.
Vind ik het plan ook om af te wijzen? In het belangrijkste uitgangspunt verschillen het bestuur en ik niet: we willen de Stadsschouwburg op die plaats houden. De vraag is echter, of we zo’n grote ingreep tussen de Marnixstraat en de Lijnbaansgracht kunnen accepteren.

Dit is geen binnenstad

Voor mij maakt het een verschil, of we het hebben over de grachtengordel dan wel over de “Amsterdamse Schans en de Buitensingel” om de titel van het beroemde boek van Van Eck te citeren: de dunne schil, die eind 19de eeuw om de oude binnenstad is gelegd, toen er door het slechten van de omwalling met haar bastions ruimte voor uitbreiding was geschapen. Het is een onderdeel van de inhaalslag die Amsterdam na 1870 voerde om mee te doen met andere grote steden. In deze gordel is werk te zien van architecten als Salm (Aquarium, 1883) tot Zanstra (de parkeergarage, 1970) en Liesbeth van der Poll (Aquartis). Rondom de Stadsschouwburg zien we tegen de klok in: het GVB-gebouw van Marnette, Américain van Kromhout, Hirsch van Jacot, het Max Euweplein van Zaanen, het Citytheater van Jan Wils. Hier doordringen alle stijlen en periodes sinds 1800 elkaar. Vernieuwingen zouden hier hun gang moeten kunnen gaan. ‘Jaja, mits verantwoord’, hoor ik u reeds mompelen.
Ons bestuur vindt de achteraanbouw veel te hoog. Hij zal zelfs van de Overtoom af oprijzen achter het sierlijke GVB-gebouw. Is dat erg? Kan, of moet, er vier meter van die hoogte af? Ik zou ervoor kiezen, die hoogte te accepteren, alleen al omdat hij hoort bij iets dat we nu eenmaal graag willen hebben. Daarbij komt, dat de architect de huid van de hoge aanbouw een lichte, changeante kleur zal geven, zodat deze op zichzelf iets moois kan worden. Er is nog een algemene overweging. Door een hoog gebouw af te knotten, maak je het niet alleen lager, maar ook lomper. Dit althans was het geval bij het zwarte gebouw van Bodon, dat in 1972 op de hoek van het Weesperplein en de Sarphatistraat verscheen. Er was van het oorspronkelijke ontwerp, dat veel hoger was, een stuk afgehaald, om de Diamantbeurs van Van Arkel te ontzien. Maar voor de Diamantbeurs is deze buurman van gelijke hoogte nadeliger dan als hij flink hoger was geweest. Beknotting van de aanbouw van de Stadsschouwburg zullen we waarschijnlijk later ook betreuren. Onzichtbaar wordt hij toch niet, en het silhouet zal rommeliger worden, een wirwar waaruit de toeschouwer niet wijs wordt. Beter lijkt het, die aanbouw te accepteren en haar de ruimte te geven. Ik hoop dat we dan zeggen: wat mooi is dat geworden. Waarbij aangetekend, dat die changeante huid door verfijnde techniek en materiaalkeuze niet vuil zal worden. Soms doen de technici wel een zwaar beroep op je vertrouwen. Maar vooruit: we houden hen aan hun woord.

Ricardo

(Uit: Binnenstad 201, september 2003.)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.