Het Dordtse kleurenpalet

Jarenlang bleef het Amsterdamse stadsbeeld harmonieus, omdat men vasthield aan enkele traditioneel bepaalde kleuren, zoals Bentheimer zandsteen en het monumentale grachtengroen. De inspecteurs van Monumentenzorg traden corrigerend op als dat nodig was. Die tijd is voorbij: de monumenteninspecteurs zijn wegbezuinigd en van een kleurenbeleid in de belangrijkste monumentenstad van Nederland lijkt in het geheel geen sprake meer.
De Hofstraat in Dordrecht. Het houtwerk van lijsten, kozijnen en deurportalen is in verschillende 'grijstinten' geschilderd.

Ook de Welstandscommissie lijkt geen aandacht te hebben voor dit voor het stadsbeeld zo belangrijke onderwerp. Over Leliegracht 44 werden onlangs vragen gesteld in een commissie van de deelraad: de detonerende kleuren jagen de buren de stuipen op het lijf. Maar niet alleen op nieuwbouwpanden, ook op monumenten verschijnen steeds vaker felle kleuren. Dat wordt door sommigen gelegitimeerd met het standpunt dat het stadsbeeld vroeger veel kleurrijker was. Dat moge waar zijn, het was zeker niet zo veelzijdig als wat tegenwoordig met alle industrieel vervaardigde verven mogelijk is.
Als we kijken naar het kleurbeeld van historische steden en gebieden dan blijkt elke regio zijn eigen kleur te hebben, sterk bepaald door plaatselijke omstandigheden en beschikbaarheid van bouwmaterialen. De stadjes op de Griekse eilanden zijn spierwit. Het Italiaanse Bologna is roodkleurig, terwijl Turijn wordt gekenmerkt door diverse geeltinten. Ook in het oude Holland bestonden regionale verschillen.
In Dordrecht – metafoor voor de Hollandse stad – deed een werkgroep onderzoek naar het kleurgebruik door de eeuwen heen. (1) Het nieuwe kleurenbeleid van Dordrecht heeft tot doel de ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad te verbeteren. Enerzijds wil men schreeuwerige kleuren tegengaan, anderzijds het huidige wat brave kleurenpalet verrijken. Directe aanleiding voor het kleurenonderzoek was het toenemend gebruik van felle kleuren in de Dordtse binnenstad, een rebellie tegen de dominante traditionele kleuren: in de Wijnstraat werden enkele panden lichtroze en fel oker geschilderd. Op initiatief van enkele burgers werd in 1993 een drukbezochte bijeenkomst georganiseerd waar het idee werd geboren om aan de hand van een kleurenonderzoek na te gaan welke kleuren in Dordrecht gangbaar waren. Met ging als volgt te werk. Allereerst werden in een vooraf bepaald representatief onderzoeksgebied – het noordelijk gedeelte van de Wijnstraat – kleurmonsters van historische verflagen genomen. Niet alleen aan de gebouwen zelf, maar ook in archieven werd onderzoek gedaan: oude verfbestekken werden bestudeerd, evenals talloze prenten en schilderijen. Aan de hand van de gevonden kleuren werd vervolgens een kleurenpalet samengesteld dat op enkele panden in het onderzoeksgebied werd uitgeprobeerd. De achterliggende gedachte hierbij was dat het niet mogelijk is aan elk pand kleurenonderzoek te verrichten.
Het aantal kleurstoffen was beperkt: o.m. loodwit, verschillende aardkleuren als oker en omber, Bremer- of Spaans groen, rode en paarse dodekop, Hollands blauw, en roetzwart en later Berlijns blauw. De onderzoekers stelden een kleurenpalet op van 55 tinten, de meeste historisch, sommigen historisch geïnspireerd. Het valt op dat het kleurenpalet van Dordrecht weinig uitgesproken kleuren kent: het zijn ingetogen kleuren die goed bij elkaar passen. In het palet bevinden zich ook enkele nieuwe kleuren die uit dezelfde pigmenten zijn samengesteld en goed harmoniëren met de historische kleuren. Een voorbeeld hiervan is ‘mosterdkleur’, een wat aangezette Bentheimer. Het tamelijk uitgebreide palet levert een harmonieus stadsbeeld op, zonder saai te worden. Aan de hand van de kleuren is tevens een kleurenwaaier gemaakt, die als leidraad dient voor schilders en huiseigenaren.

Slecht gedaan: Herengracht 567 (vlak na de restauratie was het wel goed gedaan, maar bij een recente schilderbeurt zijn alle ramen wit geschilderd - ook de zolderluiken).
Goed gedaan: Herengracht 427-429 (de zolderluiken hebben dezelfde kleur als de toegangsdeur, namelijk grachtengroen).

Het opstellen van een kleurenwaaier op zich is in een monumentenstad niet voldoende. Er zijn ook richtlijnen nodig welke kleuren op welke gevelonderdelen toegepast moeten worden. Zo is grachtengroen een geschikte kleur voor deuren en ramen, maar uiteraard niet voor de kozijnen die een Bentheimer kleur horen te hebben. Ook passen bepaalde kleuren bij bepaalde tijdsperioden. Zo is bij ramen met een 18de-eeuwse kleine roedeverdeling wit de historisch correcte kleur, in tegenstelling tot het 19de-eeuwse grachtengroen dat toepasselijker is voor 19de-eeuwse T-ramen. Ook het op juiste wijze toepassen van kleuren vergroot de harmonie van het stadsbeeld; niet alleen de keuze van de kleuren zelf.

Een voorbeeld dat wij hier willen noemen, is het in dezelfde kleur schilderen van toegangsdeur en zolderluik. De bovenste één of twee verdiepingen van een grachtenhuis waren vroeger de pakzolders. Dat is meestal nog te zien aan de middelste ramen op deze verdiepingen, die groter zijn dan de ramen ernaast: er zat oorspronkelijk een luik in plaats van een raam. Deze in onze tijd 'verglaasde' vensterluiken hebben vaak geen roedeverdeling zoals de andere ramen. Om aan te geven dat er oorspronkelijk een zolderluik in gezeten heeft, in dezelfde kleur geschilderd als de toegangsdeur, zou dit raam niet wit geschilderd moeten worden zoals de andere ramen, maar in dezelfde kleur als de toegangsdeur - bijvoorbeeld grachtengroen. Dit maakt de gevelopbouw fraaier en begrijpelijker.

Zonder strategie zou wellicht de neiging ontstaan om een pand te schilderen in de kleuren die gangbaar waren in de tijd dat het pand gebouwd werd. Dat is m.i. een ‘documentenzorg- benadering’ die niet noodzakelijkerwijze goed is uit het oogpunt van het stadsbeeld: als gevolg van de grote variatie aan bouwstijlen zou dat kunnen leiden tot een kakofonie van kleuren. De visie betreft het op subtiele wijze zoeken naar een evenwicht tussen de kleurstelling van de afzonderlijke panden en de straat als geheel. Dat betekent gebruik van kleuren ‘met gebrek aan stelligheid’.
Van verschillende steden is bekend dat in het verleden streng de hand werd gehouden aan het gebruik van kleur. Eigenaars van panden waren verplicht hun kleuren te kiezen uit een beperkt kleurengamma dat door de stad was voorgeschreven; men kon de stalen ophalen op het stadhuis. Hier werd streng op toegezien en bij overtreding werd de eigenaar gedwongen op eigen kosten het werk over te schilderen. In Amsterdam is een dergelijke regel, ondanks de grote eenheid van het grachtengroen, nooit van kracht geweest. Het beleid om dat kleurgebruik in Dordrecht ingang te doen vinden, draait vrijwel geheel om kennisoverdracht: het creëren van draagvlak voor de toepassing van het Dordtse kleurenpalet. Ook de Welstandscommissie heeft een belangrijke rol in het kleurenbeleid gekregen, want zij moet een kleurvoorstel voortaan goedkeuren. In Dordrecht kiest men dus niet voor het instellen van een ‘kleurenpolitie’, wel voor overtuigingskracht op basis van kennis van zaken. Een goed voorbeeld voor Amsterdam?

Walther Schoonenberg

(1) "Dordtse Kleuren", Gemeente Dordrecht, 2002. 48 pagina's, rijk geïllustreerd in kleur. Het boekje is een populaire uitgave van het rapport "De kleuren van Dordrecht" van januari 2002 en is verkrijgbaar bij de afdeling Monumentenzorg van de dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Dordrecht, tel. 078 6396545.

(Uit: Binnenstad 197/198, maart 2003)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.