De Zuiderkerk

Onlangs is de Zuiderkerk opnieuw van een inbouwconstructie voorzien. Aan deze ingreep is een lange reeks aanpassingen vooraf gegaan (1). In 1659 werd het gebrandschilderde glas vervangen door blank glas en later kwamen er lelijke gaanderijen. Langzamerhand verarmde de buurt, liep het kerkbezoek terug en bleef het onderhoud aan het kerkgebouw achter. In 1929 werd er voor het laatst gepreekt, waarna het Bijbelgenootschap er papier opsloeg om Bijbels op te drukken. In 1944/1945 diende het als mortuarium. Omstreeks 1950 werd de kerk van binnen volledig gestript waarna het is ingericht als voorlichtingscentrum van Stadsontwikkeling. In 1968 kocht de gemeente de kerk voor een half miljoen van de Hervormde Gemeente (2). De onderhoudstoestand was toen al erg slecht, maquettes en tekeningen leden onder het vele water dat naar binnen kwam. Omstreeks 1970 is dit voorlichtingscentrum elders ondergebracht, later is de kerk gerestaureerd en besloot men het centrum er opnieuw te vestigen. Daartoe kwam er in 1988 een inbouwconstructie, ontworpen door architect Hagenbeek. Helaas is toen een groot aantal heipalen dwars door de zerkenvloer geheid (3). Deze inbouw is al in 1999 gesloopt om plaats te maken voor de huidige, nieuwe inbouw. De geheel opnieuw ingerichte kerk is vorig najaar feestelijk heropend.

De nieuwe inbouw

De architectuur van de kerk is na de verbouwing weer goed zichtbaar. Achterlinks het restant van de oude inbouw. Voor de beleving van de ruimte is nu vooral de inrichting bepalend.

Het verbouwen van monumentale kerkruimten voor ander gebruik is altijd weer een hachelijk avontuur. Het gebouw moet worden ontzien maar het moet tegelijkertijd geschikt worden gemaakt voor die nieuwe functie en dat levert conflictstof op. In dit geval verdienen opdrachtgever én ontwerpers een compliment voor de manier waarop zij dit hebben opgelost. Hiermee is voor de Zuiderkerk een einde gekomen aan een periode van neergang die jaren zoniet eeuwen heeft geduurd! Architect Hans van Heeswijk en zijn projectarchitect Floris van Gennep hebben de zaken bijzonder knap aangepakt. De nieuwe wanden laten de oude kolommen vrij en zijn uitgevoerd in glas waardoor men vanuit het schip onbelemmerd zicht heeft op de buitenmuren. De verdiepingsvloer werkt zodoende als een galerij die de ruimtelijke werking van het interieur in tact laat; men kan de kerkruimte weer ervaren zoals ooit bedoeld. Die verdiepingsvloer ligt op een iets lager niveau dan vroeger, waardoor er voldoende ruimte overbleef tussen de onderkant van de monumentale ramen en de bovenkant van de nieuwe vloer. Zodoende is ook de verdieping geslaagd qua ruimtelijke opzet. De totale inbouwconstructie is zorgvuldig gedetailleerd en uitgevoerd. Ondanks de zware staalconstructie van de verdiepingsvloeren laten de glaswanden daar een mooie dunne randlijst in het zicht. Ook is er sprake van stijleenheid tussen onderdelen als balie en trappen.

Duurzaamheid

Met deze inbouw is mijns inziens nog eens bewezen hoe een historisch monument gebaat kan zijn bij een eigentijdse aanpak. Het kwaliteitsniveau is echt het enige wat er toe doet. En het is pas in orde als de beschouwer het gevoel krijgt dat de habitus van de nieuwe constructie zich goed verdraagt met het langjarige en waardige karakter van het gebouw. Het totaalbeeld voldoet zeker aan die maatstaf, maar dat geldt niet voor elk onderdeel. Zo zou de vloerbedekking van de nevenruimten beter in een doorzonwoning passen dan in zo'n kerk. Daarentegen is de nieuwe asfaltcementvloer van het middenschip met zijn gepolijste basalt-grijze toplaag hier wél op zijn plaats. Degenen die de kerk hebben ingericht hebben het mijns inziens echter niet altijd even goed begrepen. De magere plantenbakjes dragen niets bij aan de waardigheid van het gebouw en de overlangs geplaatste expositiepanelen op de verdieping zouden bij dwarsplaatsing minder opdringerig zijn geweest. Belangrijker is echter dat de inbouw als geheel duurzaamheid uitstraalt, dankzij de door de architecten gerealiseerde kwaliteit én dankzij het feit dat men in grote lijnen heeft gedacht waardoor nieuwe gebruikerseisen in de toekomst minder snel tot aanpassingen van het gebouw zullen leiden.

Letterlijke tekst van de toezegging door wethouder Duco Stadig in de gemeenteraad d.d. 14-7-1999: In een eerder stadium heeft de heer Bijlsma reeds gevraagd of de graven die er liggen, althans de twee graven van Hendrik de Keyser, te weten die waar hij echt ligt en die waar de steen ligt, zichtbaar kunnen worden gemaakt van onder de vloer die er overheen ligt. Dit kan en wij zullen dat meenemen.
Antwoord mevrouw Asante: Over de toezegging dat de wethouder Monumentenzorg zal worden gevraagd of er toezicht zal komen tijdens de verbouwing van het monument zijn wij zeer verheugd. Ook met de tweede toezegging dat het graf van Hendrik de Keyser zichtbaar zal worden gemaakt zijn wij zeer gelukkig.

Dissonanten

Van de vorige inbouw bleef alleen het hoge kantoorvolume in de zuidoosthoek gehandhaafd. Deze constructie valt nu uit de toon bij de rest. Toch is de beslissing om dat deel te handhaven wel te verdedigen; sloop/nieuwbouw zou extra duur zijn geweest en extra palen hebben gekost. De gemeenteraad heeft in 1999 enkele voorwaarden gesteld aan de verbouwing, voornamelijk over de palen. Aanvankelijk zouden er 22 palen door de zerkenvloer worden geslagen, later 12 en tenslotte één. Ook is afgesproken (zie kader) dat het graf van Hendrik de Keyser in het zicht zou worden gebracht evenals zijn grafsteen die in de loop van enkele eeuwen van zijn oorspronkelijke plaats verwijderd is geraakt en die zich nu enkele meters verderop bevindt, boven het graf van iemand anders. Helaas is alléén dit laatste graf in het zicht gebracht en niet het eigenlijke graf van Hendrik de Keyser. Bij navraag blijkt géén van de betrokkenen nog te weten waarom de gemaakte afspraak niet is nagekomen. Hopelijk voert de Stedelijke Woningdienst het raadsbesluit alsnog volledig uit.

Op de voorgrond de glasplaat boven de grafsteen van Hendrik de Keyser; zijn eigenlijke graf bevindt zich op de achtergrond, onzichtbaar onder de vloer.

In de kerk bevonden zich ook nog een gedenksteen uit 1921 en een fragment van een wellicht 17e eeuwse grafzerk. De gedenksteen staat beschadigd en wel in een niet openbaar hoekje te wachten op een beter lot en het zerkfragment ligt op de vloer van een rommelkamer. Hoewel dit alles getuigt van slordigheid van de betrokken mensen en diensten, ook van Monumentenzorg, zijn het fouten die gemakkelijk hersteld kunnen worden. Een wandbord met verduidelijkende tekst en een folder zouden trouwens ook geen overbodige luxe zijn, opdat de 70.000 huidige kerkbezoekers zich beter realiseren in wat voor historische ruimte ze zich bevinden. Ook verdienen de prachtige Berlage-tekening en het oude wapenbord een betere plek dan de niet publieke consistoriekamer waar ze nu hangen.

Het belang van de gedenksteen en het zerkfragment

De gedenksteen met het bekende rijmpje van Joost van den Vondel (4) is in 1921 in de kerk geplaatst ter gelegenheid van de 300-ste sterfdag van Hendrik de Keyser, en wel op een sombere plek onder de afschuwelijke houten gaanderij, zoals de volgende dag in de krant te lezen stond (5). De toen bekende A.W. Weissman hoorde bij de initiatiefnemers en voerde het woord bij de onthulling. Deze ontwerper van het Stedelijk Museum heeft zich na ten onrechte te zijn ontslagen als gemeente-architect nog ongeveer 30 jaar gewijd aan de Monumentenzorg (6). Hij verzorgde onder meer talloze publicaties in boeken en tijdschriften en was zeer geïnteresseerd in Hendrik de Keyser. Alleen al aan Weissman is onze generatie verplicht de gedenksteen te herplaatsen.

Het zerkfragment tussen de schoonmaakmiddelen verzeild geraakt.

Het fragment van de oude grafzerk met zijn wapen, helm en vederbos, heeft niets met Hendrik de Keyser te maken. Waarom hing het daar dan zo prominent aan de muur? Een ambtenaar van de Dienst Binnenstad weet te melden dat er bij de vorige verbouwing nog steeds een oud grafrecht bleek te rusten op één graf. De eigenares verzette zich er tegen dat een dikke laag beton dat graf aan het oog zou onttrekken. Had ze haar been maar stijf gehouden! Maar dat deed ze niet, zij ging akkoord mits het fragment aan de muur zou komen te hangen. Ook op dit punt dient de gemeente zijn verplichtingen na te komen. Eigenlijk vind ik het heel mooi dat zo de oorspronkelijke bestemming van de zerkenvloer nog even aan de oppervlakte komt. Zoals het ook heel mooi zou zijn als het eigenlijke graf van Hendrik de Keyser weer in het zicht zou komen. Het ligt wel in de looplijn, maar het zou nogal hypocriet zijn het om die reden te laten, gezien de manier waarop men met de hele zerkenvloer is omgesprongen. Als beide zerken in het zicht zijn, weet iedere bezoeker waar hij overheen loopt en dat is goed want de historische werkelijkheid moet niet worden verloochend.

Hendrik Battjes

(Uit: Binnenstad 186, februari 2001)

Voetnoten:
(1) Mej. B.M. Bijtelaar, Enige Protestantse Kerken binnen de Singelgrachten, in de Historische Gids van Amsterdam, d'Ailly/Wijnman, 1971 en J.P. Visser, Het werk aan de Zuiderkerkstoren, in Ons Amsterdam van 1-1-1961
(2) Raadsvoordrachten Zuiderkerk: aankoop 19-4-1968, noodherstel 16-12-1972; romprestauratie 29-10-1974; financiële afronding daarvan 16-2-1978; inrichting voorlichtingscentrum 26-1-1988.
(3) Hendrik Battjes, De zerkenvloer van de Zuiderkerk, in Binnenstad van oktober 1999.
(4) Vondels tekst: Hier leyt die leven gaf aan marmer, aan metael/Yvoor, albast en klay, dies laat zich Utrecht hooren/Is Rome op Kaysers prat en Kayserlijcke prael/De Kayser van de kunst is uit mijn schoot gebooren.
(5) Krantenbericht 21-5-1921, Gemeentearchief Amsterdam.
(6) In memoriam A.W. Weissman van D. Kouwenaar, Amstelodamum 1923.

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.