Nogmaals het beschermde stadsgezicht

Wat houdt de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht precies in? Die vraag wordt ons herhaaldelijk gesteld. Het antwoord luidt: dat hangt af van de inhoud die burgemeester en wethouders en de gemeenteraad wensen te geven aan de inschrijving in het register. De Monumentenwet-1988 is terzake vrij summier.

Art. 1, lid f, geeft de begripsbepaling van stads- en dorpsgezichten: "groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijk of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden". Lid g van art. 1 omschrijft dit nader: "beschermde stads- en dorpsgezichten: stads- en dorpsgezichten die door Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingevolge art. 35 aan deze wet als zodanig zijn aangewezen". Art. 35 regelt de procedure van die aanwijzing en de daarbij vereiste adviezen, onder meer van de gemeenteraad, die daarvoor zes maanden de tijd krijgt. Zoals bekend heeft de Amsterdamse gemeenteraad er zeven jaren over gedaan. Art. 36 zegt eindelijk wat de bedoeling is: "De gemeenteraad stelt ter bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald, of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermd plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt".
De enige verbodsbepaling staat in art. 37: "In beschermde stads- of dorpsgezichten is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders".
De Monumentenwet-1988, die de eerste Monumentenwet uit 1960 verving, beoogt het afschuiven van de verantwoordelijkheid voor het gebouwde culturele erfgoed naar de gemeentebesturen. Daarnaast vond er een grote bezuiniging op de rijksuitgaven voor de instandhouding van dat erfgoed plaats. Een van de kortzichtigste maatregelen in die richting was al geweest het schrappen van het Monumentenzorg-aandeel in het stadsvernieuwingfonds. Daarmee gaf het Ministerie van WVC een belangrijk instrument uit handen om bij rehabilitatie of stadsvernieuwingsplannen het historische karakter van vervallen buurten te kunnen handhaven.

Oudekerksplein 6-8. Het niet gerealiseerde herbouwplan van Stadsherstel.

De gemeenteraad moet dus bestemmingsplannen met een beschermende strekking vaststellen. Daarin worden, zoals in alle bestemmingsplannen, rooilijnen, maximum-hoogten en gebruik van de percelen vastgelegd. De Monumentenwet bevat echter geen bepaling over de criteria, waaraan een ontwerp-bestemmingsplan moet voldoen om als "beschermend" te gelden. Wel gaat aan de aanwijzing een nota van de Rijksdienst vooraf, waarin de historische waarden van het te beschermen gebied worden omschreven. Voor Amsterdam is dat de nota: Amsterdam binnen de Singelgracht, dat helaas, buiten het Bureau Monumentenzorg, binnen het gemeentelijk apparaat nauwelijks bekend is. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg waakt alleen over de individueel beschermde gebouwen, maar ook op dat punt is de beslissingsbevoegdheid in de Wet-1988 naar burgemeester en wethouders verschoven. De minister, dat wil zeggen de rijksdienst, heeft alleen een adviserende stem over aanvragen om een wettelijk beschermd monument te herstellen, te verbouwen of te slopen. Wanneer burgemeester en wethouders niet voldoen aan de in de wet gestelde termijnen voor hun beslissing, dan, zo zegt art. 16 lid 5, "wordt de vergunning geacht te zijn verleend", wat betekent dat de eigenaar zijn gang kan gaan. Daartegen is echter beroep mogelijk, tot voor kort krachtens de wet AROB voor de Raad van State, nu voor de rechter, en zo'n beroep, bijvoorbeeld van een buurtcomité of een vereniging die opkomt voor monumentale waarden, heeft een schorsende werking totdat over het beroep is beslist. Het enige instrument dat de rijksdienst zelf nog in handen heeft is ook zelf in verweer te gaan. Daarnaast heeft zij de verantwoordelijkheid voor het aanwijzen of afvoeren van panden in het Monumentenregister. De minister kan, uiteraard, wijzigingen in dat register aanbrengen, wanneer, om welke reden dan ook, de monumentale waarden verloren zijn gegaan of nieuwe objecten worden toegevoegd. Herstel van door calamiteiten veroorzaakte schade, zoals brand of oorlogsgeweld, heeft echter altijd deel uitgemaakt van de monumentenzorg. Dat was het argument, waarop Stadsherstel zijn beroep baseerde tegen het besluit van de minister om de aan de noordzijde van het Oudekerksplein door brand verloren gegane monumenten Oudekerksplein 6-8 van de lijst af te voeren. Daarvan waren nauwkeurige opmetingen en funderingsresten bewaard gebleven. Stadsherstel had voorgesteld, die panden te herbouwen, maar het gemeentebestuur had daar geen oren naar. Zij hebben dat voorstel niet eens in behandeling willen nemen. Het moest en zou een 'eigentijds accent' van architect Sjoerd Soeters worden. De rechtbank heeft nu de schorsende werking van het beroep tegen het afvoeringsbesluit van de minister opgeheven, zodat de wandelaar die daar meer aandacht heeft voor de historische stad dan voor de vrouwen in de etalages, over een jaar of zo het resultaat zal kunnen zien. Reconstructie van de verbrande panden, dat heet 'historiseren', oneerlijk, onbespreekbaar, het overbekende kletsverhaal ter camouflage van de ontkenning van de monumentale waarden die door de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht verdedigd zouden moeten worden. De directe omlijsting van de Oude Kerk is van die waarden een overtuigend voorbeeld; de door Stadsherstel beoogde reconstructie zou die uitzonderlijke stadsbeeld-kwaliteit ter plaatse hebben teruggebracht. Maar het mag niet - van wie eigenlijk? Het geval Oudekerksplein demonstreert de betrekkelijkheid van de bescherming van het gebouwde erfgoed door de wet en de daarop aansluitende gemeentelijke verordeningen.

Het mislukte Nieuwezijds Kolk-project.

De door gemeentelijke diensten aangeprezen 'kanjers en knoerten', zoals de Kolk, het Maupoleum en zijn opvolger, vegen die monumentale waarden bewust en nadrukkelijk van de kaart. Projectontwikkelaars en naar opdrachten met publiciteit hengelende architecten knikken goedkeurend: werk aan de winkel, investering, rendement en honorarium. Wanneer de gemeente - dat wil zeggen het gemeentebestuur zélf en niet alleen sommige ambtenaren die (wat persoonlijk hun goed recht is) de hele Monumentenwet maar onzin vinden - de oude stad overal waar zich een gelegenheid voordoet verder wil larderen met 'kanjers' en 'eigentijdse accenten', dan kan men ook met de bestaande en goedgekeurde bestemmingsplannen al een heel eind komen. Er zijn altijd ontheffingsbepalingen en kleine wijzigingen kunnen, via de allengs beruchte art. 19 procedure, rechtsgeldigheid krijgen zonder dat er een nieuw bestemmingsplan voor nodig is. Voor de Kolk werd het bestemmingsplan tot vier keer toe aangepast aan het bouwplan. En wie belet de Schoonheidscommissie om zo'n bouwplan goed te keuren als een gedurfd eigentijds accent, dat heel goed past in de schaal van het historische stadspatroon? Die commissie is door het gemeentebestuur benoemd en haar oordeel heeft daarom het gezag - of tenminste de schijn - van deskundigheid.
In deze situatie is de aanwijzing van Amsterdam binnen de Singelgracht en het IJ van groot belang. Niet vanwege de kracht van de wetsartikelen want die laten allerlei ontduikingen toe, maar door de argumentatie van de in Binnenstad 158 al gesignaleerde voordracht aan de gemeenteraad om de minister te adviseren de binnenstad aan te wijzen tot beschermd stadsgezicht. Die argumentatie van de voordracht is helder en duidelijk, en daarmee hebben burgemeester en wethouders en de gemeenteraad het standpunt bevestigd dat de binnenstad van algemeen belang is wegens haar wetenschappelijke dan wel cultuur-historische waarden, waarbinnen zich bijna zevenduizend individueel beschermde monumenten bevinden. Het is een signaal dat er een eind moet komen aan de voortwoekerende verloedering, niet alleen die van de graffiti en de reclamechaos, maar vooral een eind aan de architectonische verloedering door gebouwen die de monumentale waarden van het geheel schenden. De gemeenteraad stelt de bestemmingsplannen vast en burgemeester en wethouders verlenen - of weigeren! - bouwvergunningen. Zij kunnen ambtenaren die een andere kant op willen, tot de orde roepen of overplaatsen, en zo nodig leden van de Schoonheidscommissie vervangen dan wel van die adviezen afwijken. Het gemeentebestuur is en blijft verantwoordelijk en kan zich bij de huidige Monumentenwet niet meer verschuilen achter Den Haag of Zeist. Het gemeentebestuur moet de durf opbrengen om de bombastische prietpraat over onvermijdelijke grootstedelijke ontwikkelingen in de binnenstad opzij te schuiven, onder verwijzing naar het beschermde stadsgezicht. Grote kantoorgebouwen doen geen kwaad in Teleport of langs de Ringweg, mits niet in de maat van Larmag- of Rembrandt-torens. De binnenstad is maar een klein stukje van de regio Amsterdam, maar wel een heel bijzonder stukje, dat aparte maatregelen vergt. Blijft het gemeentebestuur in dit opzicht in gebreke, dan heeft de burgerij, op grond van de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht, alle reden om wethouder Koets te citeren: "Wij voelen ons hogelijk belazerd".

Geurt Brinkgreve

(Uit: Binnenstad 160, okt. 1996)

Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.

Reacties

Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.

Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.