Aan Burgemeester en Wethouders van Amsterdam
t.a.v. mw. H. van Bemmel- BBO
Stadhuis - Kamer 2205
Amstel 1, 1011 PN Amsterdam
In feite gaat het om de keuze tussen óf het waarborgen van de historische kwaliteit, óf de versterking van de centrumpositie van de binnenstad ten koste van die historische kwaliteit. Die keuze wordt in het concept-beleidsplan gecamoufleerd. Daartoe dient de opsplitsing van de binnenstad in deelgebieden die elk een andere aanpak zouden vergen. Stedebouwkundig en architectonisch vormt de binnenstad ondanks de diversiteit van de buurten een geheel, hetgeen wordt bevestigd door de begrenzing van het beschermde stadsgezicht. Dat monumentale geheel heeft een merkwaardige elasticiteit bij het opvangen van functieverschuivingen, zolang de structuur en de schaal intact blijven. Een voorbeeld biedt de verhuizing van de confectiebedrijven uit de westelijke grachtengordel naar het Koningin Wilhelminaplein. De leegkomende panden kregen zonder moeite, vaak na restauratie, een andere bestemming. Een ander voorbeeld is de recente verbouwing van het Hoofdpostkantoor tot winkelcentrum. Grootschalige moderne gebouwen, die voor een bepaald gebruik zijn ontworpen, missen de elasticiteit en verouderen functioneel sneller dan een grachtenpand dat eeuwen ouder is.
Het concept-beleidsplan hinkt door op dezelfde foute gedachtengang als de "wederopbouwplannen"
uit 1953, namelijk dat men de oude stad in leven houdt door haar geleidelijk
te vervangen door iets geheel anders, in de trant van de Weesperstraat, het
Maupoleum of de kantoorgebouwen Narwal en Walvis op het Bickerseiland, waarop
dan ten onrechte het etiket hoogwaardige nieuwe ontwikkelingen wordt geplakt. Die
hoogwaardigheid kan alleen betrekking hebben op de rendementsverwachting en de
bouwhoogte. Wat terzake op blz. 5 van deel II wordt opgemerkt, namelijk dat zodoende
de historische waarde wordt geaccentueerd en versterkt, kan slechts worden gekwalificeerd
als een hypocriete goocheltruc. Die waarde wordt alleen versterkt door herstel
van de monumenten.
Volstrekt onaanvaardbaar achten wij daarom het gestelde op blz. 33 van deel I dat voor
gebouwen boven de 30 meter een Hoogbouw Effect Rapportage verplicht zal worden
gesteld. De in de binnenstad toelaatbare maximum-bouwhoogten zijn van oudsher
vastgelegd in de bouwverordening, variërend naar de situatie, maar in ieder geval ver
onder de 30 meter. Terecht wordt in de recente nota van de Schoonheidscommissie gesteld
dat de hoogte van een nieuw gebouw moet passen in het straat- en grachtenbeeld
en het ritme van de bestaande gevelwand niet mag verstoren.
Het concept-beleidsplan bevat uiteraard een interesant overzicht van actuele knelpunten en mogelijkheden tot verbetering. Iedereen kan er individueel of namens belangengroepen details in vinden die met zijn eigen inzichten stroken. Een beleidsplan is het echter niet, eerder een catalogus van problemen. De strekking kan het best omschreven worden als een variant op het gezegde "de kool en de geit sparen". Wanneer wij de binnenstad als kool en de versterking van de centrumpositie als geit zien, dan wil dit stuk de geit toestemming geven om de kool geleidelijk te verorberen, en daarbij vertellen dat de kool er beter van wordt.
Namens de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse binnenstad,
G. Brinkgreve, secretaris
S.J. Blijleven, penningmeester
Amsterdam, 7 juni 1993
(Uit: Binnenstad 142, oktober 1993.)
Door in te loggen, kunt u ondermeer uw gegevens beheren. Alleen leden hebben een inlogaccount.
Er zijn momenteel nog geen reacties op dit artikel.
Alleen als u bent ingelogd, kunt u een reactie plaatsen.